Treinbotsing achtervolgt hoofdconducteur nog steeds
Honderden, zo niet duizenden keren had hoofdconducteur Klaas van der Laag de route tussen Roodeschool en Groningen al afgelegd. Hij kende het traject van haver tot gort en vóélde dat er iets mis was toen de trein op vrijdagochtend 25 juli 1980 in dichte mist de spoorwegovergang bij Winsum naderde.
Toentertijd had de conducteur nog een kantoortje achter de machinist”, vertelt de nu 77-jarige Van der Laag. „Ik was mijn administratie aan het bijwerken toen iets me zei dat ik naar de cabine moest rennen.” Hij deed de deur open en zag door de voorruit in ijltempo de koplampen van de tegemoet stormende trein naderen. „Ik schreeuwde: Weg hier! Weg hier!” Maar het was te laat. Allebei de machinisten waren op slag dood toen een fractie later de tegenligger zich met 80 kilometer per uur in het treinstel boorde.
De dreun wierp Van der Laag door de coupé heen en hij raakte buiten bewustzijn. Toen hij bijkwam, hoorde hij alleen maar geschreeuw van de beknelde en doodsbange forensen. Het was aardedonker; alle banken van de trein waren afgebroken als luciferdoosjes en lagen verfrommeld tussen het glas en het verwrongen ijzer. De hoofdconducteur kon amper ademhalen, bijna alle botten in zijn lichaam waren gebroken. „De artsen die me bevrijdden, gaven me geen uur meer te leven.”
De operatie duurde een halve dag, het verblijf in het ziekenhuis drie maanden, de revalidatie bijna vijf jaar. „Alleen mijn hoofd was ongeschonden: verder was alles aangetast. Mijn organen zaten allemaal bekneld, er zat water in mijn longen. Pijn, dat is wat ik me vooral herinner, heel veel ondraaglijke pijn.”
Van der Laag trapt schoenen uit en stroopt zijn broek omhoog. Zijn benen zijn een aaneenschakeling van littekens, zijn voeten herstelden nooit helemaal. De nachtmerries hielden aan, een depressie volgde. Het duurde jaren voordat de ervaring enigszins sleet. Een herseninfarct dat hem een paar jaar geleden trof, wiste veel herinneringen, maar de treinramp achtervolgt hem soms nog steeds.
Slechts gevoel voor humor en relativeringsvermogen hielden hem al die jaren op de been. „De schuldvraag is ook zoiets waar ik me niet mee bezig wil houden”, bekent de 77-jarige Amelander. „Iemand heeft een fout gemaakt, maar vermoedelijk is diegene toch dood. Het heeft zo weinig nut te blijven graven naar antwoorden, het maakt toch niets ongedaan. Sommige dingen gebeuren, zo is het leven.”
De onthulling van het gedenkhek maandagavond is de eerste keer dat Van der Laag, na die bewuste vrijdagochtend, de plaats van de ramp weer bezoekt. Zacht volgt zijn blik het treinstel dat langszoeft. „Het is nog steeds prachtig hier”, mijmert hij.