„Jeruzalem is een stad voor ons allen”
William Broughton is 75, maar dat is voor hem geen reden om het rustiger aan te gaan doen. De kanunnik van de anglicaanse St. George’s Kathedraal in Jeruzalem gaat voor in kerkdiensten, is betrokken bij archeologische opgravingen in het oude Askelon, werkt aan onderwijsinstellingen en speelt een rol bij de joods-christelijke dialoog.
Een groot deel van zijn leven woonde hij in Jeruzalem. Hij ziet zichzelf niet als buitenlander. „Als je christen bent, heb je een plaats hier in Jeruzalem, net zoals joden en moslims die ook hebben. Het is een stad voor ons allen.”
Enthousiast vertelt hij over de ontmoeting die hij vrijdag met geleerden had. Ze bekeken de laatste ontdekking uit Qumran. Een bedoeïen verkocht voor 3000 dollar twee tekstfragmenten aan professor Chanan Eshel van de Bar Ilan Universiteit. Ze bevatten een deel uit Leviticus 23 over het Loofhuttenfeest. De tekst is vermoedelijk in de tijd van koning Herodes geschreven. „Ik houd me bezig met de grote ontdekkingen uit de bijbelse wereld en het milieu waarin Jezus leefde.”
De joods-christelijke betrekkingen hebben hem niet meer losgelaten sinds hij aan het einde van de jaren vijftig in gesprek kwam met joden uit de omgeving van Chicago. In Evanston stond een huis dat gebruikt werd als centrum voor dialoog. Joden en christenen nodigden elkaar uit voor hun religieuze feestdagen.
De betrokkenen maakten plannen om in de Israëlische hoofdstad een school op te richten onder leiding van dr. Douglas Young. Ze huurden een klein huis in Jeruzalem, waar joodse geleerden zoals de godsdienstwetenschapper R. J. Zwi Werblovsky en de nieuwtestamenticus David Flusser lesgaven. De school ontwikkelde zich tot het Instituut voor Heilige Land Studies, tegenwoordig Jerusalem University College. Op de school kunnen theologiestudenten programma’s volgen waarbij ze intensief kennismaken met het land van de Bijbel. Tot op de dag van vandaag zit Broughton in het bestuur.
Hij verbleef in het begin van de jaren zestig bij de oprichting van de school een paar maanden in Israël. Toen hij terug was in Chicago, werd hij uitgenodigd voor de opening van een synagoge. Daar sprak de archeoloog van het Hebreeuwse Unie College in Jeruzalem, Nelson Glueck. Hier werd Broughtons interesse voor archeologie voor eens en voor altijd gewekt. „Hij sprak over het belang voor joden en christenen hun erfgoed te koesteren en te bewaren”, herinnert hij zich. „Ik had een paar jaar als voorganger gediend. Hij bood mij een studiebeurs aan om twee jaar archeologisch onderzoek te doen. Ik greep de kans graag.” Hij ging aan het werk bij opgravingen in Gezer, de stad die koning Salomo van de Egyptische farao kreeg.
In 1968 werd hij legerpredikant bij de Amerikaanse marine in Vietnam. „De mariniers zeiden: Dominee, we zitten in de rimboe en we zullen sterven. We willen een boodschap horen die recht uit je hart komt.” Toen hij na een jaar dienen terugkwam in zijn geboorteland, ging hij schilderen om de verschrikkingen van de oorlog te verwerken. Later keerde hij terug naar het werk voor de kerk.
In 1986 ging hij weer naar Jeruzalem, nu om te werken op archeologisch gebied. Hij hielp bij opgravingen in Askelon. „Askelon symboliseert de hele geschiedenis van de menselijke beschaving”, zegt Broughton zittend op het terrasje bij het gastenhuis van de St. George’s Kathedraal. „We maken studie van de religieuze ervaringen die mensen hebben gehad, de oorlogen die er woedden en de opkomst en de ondergang van verschillende beschavingen. Op grond van de materiële overblijfselen reconstrueren we de geschiedenis van de beschavingen die dit land heeft gekend.”
Maar toen hij in weer in Israël was, deed ook de Anglicaanse Kerk een beroep op hem om te helpen in de St. George’s Kathedraal en het St. George’s College. Hoewel de St. George’s in het Arabische deel van de stad staat, bleef Broughton in gesprek met de joden. Van 1993 tot 1995 was hij voorzitter van de Oecumenische Theologische Research Fraterniteit in Israël, een platform voor joods-christelijke dialoog waarin theologen en geestelijken uit verschillende kerken meedoen.
De Anglicaanse Kerk in Jeruzalem is ruim anderhalve eeuw oud. De anglicanen richtten hun eerste bisdom samen met de luthersen op. Daarmee kregen protestanten, naast de Rooms-Katholieke Kerk en de orthodoxe kerken, voorgoed voet aan de grond in het Heilige Land. „De samenwerking met de luthersen is stukgelopen, maar we staan nog steeds vrij dicht bij elkaar. Je hebt niet alleen pelgrims die komen en gaan, maar ook een vaste christelijke gemeenschap, die een bestaan heeft opgebouwd, een getuige vormt en een gelegenheid heeft de pelgrims op te vangen.”
Hij ziet het als taak voor de christelijke gemeenschap om onder meer onderwijs te verzorgen. „We hebben programma’s opgezet voor een diepgaande studie van de Bijbel, de betekenis van het geloof en de theologie van de verlossing, zoals deze uitkomt in de geschiedenis van de joden en de komst van Christus. Christenen bestuderen het milieu, de cultuur en de geografie van de tijd van de Bijbel.”
Hij is adviseur van het project Nazareth-dorp, waarbij de ontwerpers het Nazareth uit de tijd van het Nieuwe Testament hebben nagebouwd. „Je kunt het milieu van de eerste eeuw ervaren. Je komt daar in de leefwereld die Jezus als jongen heeft meegemaakt, compleet met dieren en landbouwproducten. Je ziet daar hoe ze groenten verbouwden en wat ze aten. De bezoeker raakt erg betrokken bij het dagelijks leven van Jezus in een joodse familie.”
De belangrijkste taak van de kerk is volgens Broughton lichaam van Christus te zijn. „Om zo voor elkaar te zorgen dat zij die het zien, zeggen: Kijk eens hoe zij elkaar liefhebben, hoe zij samenleven, hoe zij zich voor hetzelfde doel inspannen en hoe zij in liefde getuigen zijn van Christus.”