Rice boos wegens onbeleefdheid Sudan
De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Condoleezza Rice, is boos over de manier waarop haar gevolg donderdag door Sudanese veiligheidsmensen is behandeld bij haar bezoek aan Sudan.
Rice deed donderdag Khartoem aan, waar zij onder meer sprak met de Sudanese president Omar el-Bashir. Later bezocht zij een vluchtelingenkamp in de crisisregio Darfur in het westen van het land.
Het gevolg van Rice, dat bestond uit diplomaten, tolken en journalisten, werd verschillende keren de toegang geweigerd tot overheidsgebouwen. Ook werden de Amerikanen weggeduwd door de lijfwachten van El-Bashir toen ze met Rice zijn residentie wilden betreden. De lijfwachten probeerden later de band van een cameraman af te pakken en voerden met geweld een journaliste af nadat zij de president een vraag had gesteld over zijn mogelijke betrokkenheid bij wreedheden in zijn land. Dit gebeurde ondanks oproepen van medewerkers van Amerikaanse diplomaten de vrouw met rust te laten.
Jim Wilkinson, een belangrijke adviseur van de bewindsvrouw, zegt dat hij bij de voordeur werd vastgegrepen en tegen een muur gegooid. Ook de persoonlijke assistent van Rice had de grootste moeite om de ambtswoning binnen te komen, aldus een woedende Wilkinson.
„Het maakte me heel boos dat zoiets gebeurt terwijl ik bij hun president zit”, zei Rice later tegen journalisten. „Ze hebben het recht niet om te gaan duwen en trekken.” De Sudanese ambassadeur in Washington, Khidair Haroun Ahmed, bood zijn verontschuldigingen aan voor het gedrag van de lijfwachten en veiligheidsmensen, maar dat was nog vóór het laatste incident met de journaliste.
In Darfur maakte Rice een ronde door het vluchtelingenkamp Abu Shouk, met 70.000 bewoners het op een na grootste in de provincie. Ze sprak met een aantal vrouwen in het kamp, onder andere over seksueel geweld tegen vrouwelijke vluchtelingen.
Rice zei woensdag dat de Verenigde Staten nog steeds denken dat de Arabische milities, de Janjaweed, die in Darfur duizenden slachtoffers hebben gemaakt en dorpen hebben platgebrand, gesteund worden door de Sudanese regering. Volgens de VS staat het geweld tegen de voornamelijk zwarte bevolking in Darfur gelijk aan genocide. Volgens de Verenigde Naties is er echter geen sprake van volkenmoord. Het conflict in Darfur heeft sinds begin 2003 al aan 180.000 mensen het leven gekost.