Huisartsen kunnen trombosebeen beter uitsluiten
Jaarlijks kloppen 150.000 mensen bij de huisarts aan met een rood, gezwollen of pijnlijk onderbeen. In ongeveer 32.000 gevallen is er sprake van trombose. De huisarts kan niet goed zien of er sprake is van trombose of bijvoorbeeld een spierscheurtje of huidinfectie. Steeds vaker sturen zij patiënten voor de zekerheid door naar het ziekenhuis, maar in driekwart van de gevallen blijkt achteraf dat dat niet nodig was.
Onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) hebben een methode ontwikkeld waarmee huisartsen een betere diagnose kunnen stellen. Met behulp van een vragenlijst en bloedonderzoek kunnen ze 30 procent van de patiënten die ze anders hadden doorgestuurd, „thuis houden", aldus dr. R. Oudega van het UMCU.
Een trombosebeen ontstaat als er stolsel wordt gevormd in de grotere aderen van de benen. Afgebroken stukjes van dat stolsel die via de bloedbaan in de longen belanden, kunnen longembolie veroorzaken, waaraan mensen kunnen overlijden.
Zo’n 250 huisartsenpraktijken in Amsterdam, Utrecht en Maastricht werken inmiddels volgens deze methode. Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) werkt momenteel aan een richtlijn trombose voor huisartsen en het ziet er naar uit dat de nieuwe methode daarin wordt opgenomen.