Rutte heeft woensdag een brief over deze kwestie naar de Tweede Kamer gestuurd. Hij juicht het toe dat onderwijsinstellingen de markt opzoeken om meer privaat geld op te halen en niet alleen steunen op de bijdragen van de rijksoverheid. Maar volgens een woordvoerder van de bewindsman is er nog te veel sprake van een „grijs gebied.” Om duidelijkheid te scheppen heeft Rutte nu richtlijnen opgesteld.

Het verschijnsel rukt op dat onderwijsinstellingen investeren in nevenactiviteiten. Hogescholen steken bijvoorbeeld geld in studentenflats, in het opzetten van leerbedrijven en in private cursussen. Rutte vindt het logisch is dat een kappersopleiding of horecavakschool studenten in de praktijk laat oefenen. „Maar er mag geen sprake zijn van concurrentie met echte kappers en horeca. Voor klanten moet duidelijk zijn dat ze met leerlingen te maken hebben, de openingstijden moeten beperkt zijn en er moet tegen kostprijs gewerkt worden.”

Investeringen vindt Rutte aanvaardbaar zolang ze een aantoonbare bijdrage leveren aan de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Zodra ze gepaard gaan met risico’s, kunnen ze bij de staatssecretaris niet door de beugel omdat er publiek geld mee gemoeid is. Scholen die hun leraren of lesruimten inzetten voor andere doelen dan hun kerntaken, moeten de kosten naar de mening van Rutte tot de laatste cent doorberekenen aan de klant.