Alle ogen zijn gericht op de Koningin
Sinds 1813 kent Nederland het koningschap. Dit is een regeringsvorm waarbij aan het hoofd van de staat een koning of koningin is geplaatst. Dit staatshoofd is nu koningin Beatrix. Samen met de ministers vormt zij de regering. Volgens de Grondwet is de vorst onschendbaar en zijn de ministers verantwoordelijk voor zijn doen en laten.
Alle ogen zijn dezer dagen gericht op koningin Beatrix, die een belangrijke rol speelt bij de totstandkoming van het nieuwe kabinet. Meteen rijst de vraag wat zij nu eigenlijk precies doet in dat Haagse paleis. Na de verkiezingen wint zij advies in bij de vice-president van de Raad van State, de voorzitters van de beide kamers van de Staten-Generaal, de voorzitters van de fracties van de politieke partijen in de Tweede Kamer en soms ook bij de ministers van staat. Op grond van die adviezen benoemt de Koningin vervolgens de (in)formateur(s). Die krijgen dan de opdracht om op basis van de verkiezingsuitslag een nieuw kabinet te formeren. Als dat is gelukt, benoemt en beëdigt de Koningin de nieuwe ministers en staatssecretarissen.
Belangrijk is te weten dat het staatshoofd zelfstandig opereert. Dat wil zeggen: zonder ministeriële tussenkomst. Toch zijn de ministers wel verantwoordelijk voor de handelingen van de Koningin. Maar de werking van het parlementaire stelsel zorgt ervoor dat de beslissingsvrijheid van de Koningin beperkt is. Daarom kan zij nooit een doorslaggevende rol vervullen bij een kabinetsformatie. De onpartijdige positie van Hare Majesteit is een voordeel: zij is goed in staat de juiste beslissingen te nemen.
Over de formatietaak van de Koningin is nogal eens het een en ander te doen geweest. Zo probeerde PvdA-fractievoorzitter Melkert het staatshoofd bij die soms netelige opdrachten naar de zijlijn te dirigeren. Niet de Koningin, maar de Tweede Kamer moest voortaan de kabinets(in)formateur aanstellen, vond hij. Dat zou de formatie democratischer en transparanter maken. Niet dat Melkert de eerste was. D66 maakte als eerste van de kabinetsformatie een politieke kwestie door te pleiten voor de gekozen minister-president. In 2000 nog pleitte D66 voor een drastische modernisering, waarbij de Koningin niet langer betrokken zou zijn bij de formatie. Andere partijen hebben dit thema ook al in diverse varianten ter discussie gebracht.
Erik Jurgens, senator voor de Partij van de Arbeid en hoogleraar staatsrecht aan de Vrije Universiteit, liet in 1997 weten het zich te kunnen voorstellen „dat we in de volgende eeuw toegaan naar het Zweedse model, met nog minder invloed voor het staatshoofd.” Maar een onmiddellijke aanleiding om dat model te kopiëren, zag hij niet direct. „Dat zou pas kunnen komen als blijkt dat het staatshoofd wél op onoorbare wijze van zijn bevoegdheid gebruik zou hebben gemaakt. Daar is mij nu niets van bekend.”
Koningin Beatrix heeft intussen diverse formaties achter de rug. Dat heeft haar veel ervaring gegeven, een ervaring die beoogd troonopvolger prins Willem-Alexander uiteraard nog mist. Dat geeft ook aan dat het niet verstandig is al te jong de troon te bestijgen. In 1994 verraste koningin Beatrix iedereen toen zij de PvdA’er Kok tot informateur benoemde op een moment dat de formatie dreigde te verzanden. Republikeinen noemen dit wel de ’coup van Beatrix’. Net als in 1981 en eerder, bij de vorming van wat het tweede kabinet-Den Uyl had moeten worden, ging het in 1994 vooral om ergernis over de voortgang in de formatie en veel minder om de politieke voorkeur van Hare Majesteit. De Koningin ziet het voornamelijk als haar taak ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk een kabinet komt. Als politici in haar ogen spelletjes spelen, terwijl de tijd gekomen is aan de slag te gaan, raakt zij ongeduldig en geïrriteerd. Dat brengt haar tot ingrijpen.
Op de keper beschouwd leidt de inbreng van de Koningin bij de kabinetsformatie niet tot tirannie. Eigenlijk is de speelruimte die zij heeft beperkt. Ze is althans niet ruimer dan dat het parlementaire stelsel toestaat. Belangrijk zijn wel de door de Koningin ingewonnen adviezen. Als die bijvoorbeeld allemaal in één richting wijzen, heeft de Koningin weinig keus. Alleen als de politiek er niet uitkomt, heeft de vorstin enige manoeuvreerruimte, vandaar de verrassende keus voor Kok in 1994. Maar in alle gevallen is het juist goed dat er iemand is die boven alle partijen uit de formatieknoop kan doorhakken. De Koningin weet heel goed, als het erop aankomt, haar rol te vinden.