De laatste kamerdag
De laatste werkdag bij je werkgever heeft een bijzondere sfeer. Dat geldt ook voor de unieke werkkring die kamerlidmaatschap heet. Nog één keer bij elkaar met z’n honderdvijftigen. Nog één keer het kobaltblauwe leer onder je voelen. Nog één keer jolig doen. Nog één keer gezamenlijk terugblikken op de vier jaar die voorbij vlogen.
Het duurt extra lang dit keer voor alle kamerleden hun plaats in de vergaderzaal hebben ingenomen. Nog even Peter Rehwinkel de hand drukken. Nog even Geert Wilders mijn meeleven betuigen.
Als waarnemend voorzitter Weisglas de vergadering eindelijk heeft geopend, gaat hij ze één voor één af: het recordaantal van 84 kamerleden dat dit keer na de verkiezingen vertrekt. Voor twee van hen roffelen de parlementariërs luidruchtig en bewonderend op hun bankjes: De Hoop Scheffer en Van Middelkoop. „U hebt vier jaar lang de hitte van de strijd verdragen”, voegt Weisglas de CDA’er toe, vooral zinspelend op de interne strijd die de Nederlandse christen-democraten nog zo recent beroerde. In de woorden van de vice-fractievoorzitter is oprechte spijt hoorbaar, als hij afscheid neemt van het alom gewaardeerde, nu tamelijk sip kijkende kamerlid Van Middelkoop. Niemand gunt de rasparlementariër dit gedwongen vertrek.
En zo heeft Weisglas voor ieder een woordje: backbenchers en prominenten, oude rotten en dagvlinders. Bij SP-kamerlid Poppe: „Ik weet zeker dat u meer spreektijd besteed hebt aan interrupties dan aan speeches.” Bij Stellingwerf: „U hield in een tentje de wacht bij bedreigde korenwolven in Limburg.”
De waarnemend voorzitter heeft zijn best gedaan uit oude en recente interviews grappige details te vinden die een kamerlid al dan niet typeren. Tegen een PvdA’er: „Meneer Middel, u verrast al uw collega’s met de bewering dat u 25 uur per week aan het huishouden besteedt.” Geroep en gelach uit de zaal bevestigen het ongeloof van zijn politieke vrienden. Dat de keurige sociaal-democraat Zijlstra enthousiast lid is van de supportersvereniging ”Woest en onverschillig”, verbaast al evenzeer.
De laatste dag in de oude Kamer: een jolige sfeer. Als de namen van de nieuw te installeren kamerleden worden voorgelezen, roept PvdA-kamerlid Van Heemst bij zijn eigen naam luid: „Voor!” Typische kamerhumor. „Vier”, gebaart collega Albayrak naar andere sociaal-democraten. „Vier jaar zitten we nog met die Van Heemst opgescheept.”
Maar er is ook ernst in de paar uur dat iedereen terugblikt op de voorbije jaren. Van den Berg, SGP-kamerlid sinds 1986, stelde het ’s morgens op zijn eigen afscheidsreceptie in de oude vergaderzaal met stelligheid vast: „Het is voorbijgevlogen.” De SGP’er kan „alleen maar omzien in verwondering. Verwondering over wat God ondanks mijzelf gegeven heeft.” Met vijftien andere kamerleden kreeg hij woensdag een lintje opgespeld: ridder in de orde van Oranje Nassau.
Ernst is er ook bij het herdenken van het GroenLinks-kamerlid Harrewijn. Vorige week overleed hij op 47-jarige leeftijd na een herseninfarct. Op zijn plekje in de kamer, naast collega Van Gent, prijkt vandaag een grote bos bloemen: symbool van vergankelijkheid en eindigheid, niet alleen van het kamerlidmaatschap, ook van het leven zelf.
Harrewijn was een vriendelijke, altijd opgewekte collega. Als hij, 100 kilo sociaal gevoel, naar de interruptiemicrofoon stapte, verscheen op veler gezicht een glimlach van goodwill. „Daar gaat onze Ab weer.”
Maar de rode dominee is niet meer. Zowel Weisglas als Kok prees hem woensdag om zijn grote sociale bewogenheid. Weisglas: „Zijn beleidsterreinen defensie en sociale zaken combineerde hij creatief, bijvoorbeeld toen hij een actie organiseerde om dekens van militairen in te zamelen voor daklozen. Hij had er uiteindelijk zo veel, dat hij daklozen bij zijn dekens moest gaan zoeken.” Kok: „Zijn idee om militaire tanks op zonnepanelen te laten rijden was minder gelukkig. Hij ontdekte dat daar een heel voetbalveld aan zonnepanelen voor nodig was. Zo’n voorstel trok hij dan snel weer in, want hij was een idealist met beide benen op de grond.”
Een batterij loopt hoe dan ook leeg. Als je hem gebruikt: snel. Als je hem niet gebruikt: langzaam, stelde Weisglas woensdag. „De batterij van het leven van Harrewijn is intensief gebruikt en snel opgegaan. „Er moet nog zoveel gebeuren”, zei hij een paar weken voor zijn dood nog.”
Er moet nog zoveel gebeuren: dat lijkt de basishouding van elk rechtgeaard kamerlid. Batterijen die alleen ’s nachts een paar uur in de oplader staan. Hoe moet dat als die 84 mensen straks niet meer rond kunnen razen op de paar vierkante kilometer die Binnenhof heet, niet meer van overleg naar overleg kunnen sprinten, hun mobiele telefoon niet meer om het kwartier rinkelt, hun kinderen niet meer aan hun moeder hoeven vragen: Mama, wie is die man die ’s zondags altijd het vlees snijdt?
Sommigen zetten hun drukke leven in een andere baan gewoon voort. Zo laat GroenLinks-kamerlid Rabbae zich verontschuldigen voor zijn afwezigheid op de laatste vergaderdag van de Tweede Kamer. Te druk met zijn werk als wethouder in Leiden.
Anderen proberen er tot het laatste uit te peuren wat erin zit. Zoals ChristenUnie-kamerlid Stellingwerf. Op de dag van zijn vertrek stelt hij nog even schriftelijke vragen. Nog één keer de bekende openingszin: „Kent de minister het bericht dat….”. Welk bericht? Nou, dat van die Israëlische wetenschappers natuurlijk, die door genetische manipulatie een kip zonder veren hebben ontwikkeld. Hoe beoordeelt de minister van Landbouw zo’n kale kip? Is dat ethisch wel verantwoord? Wanneer gaat hij in internationaal verband een ethisch toetsingskader bepleiten?
En dan de antwoorden nog. Oh ja, helemaal vergeten: de antwoorden. Ach, geef die maar aan mijn opvolgster, mevrouw Huizinga.