Verdachte probeert uitlevering aan VS te voorkomen
Een 39–jarige Nederlander van Egyptische afkomst probeert zijn uitlevering aan de Verenigde Staten te voorkomen via een kort geding tegen minister Donner van Justitie.
De man, M.A., wordt door de VS verdacht van telecomfraude, die bedoeld zou zijn om het heimelijk telefoonverkeer tussen terroristen van al–Qaeda te faciliteren. A. vreest dat hij in de VS als terrorist behandeld zal worden. Onder de strenge Amerikaanse antiterreurwetgeving is een aantal fundamentele rechten van verdachten niet langer gewaarborgd.
A.’s advocaat, B. Nooitgedagt, heeft het geding aangespannen als laatste redmiddel. In eerste instantie verklaarde de uitleveringskamer van de rechtbank in Amsterdam de gevraagde uitlevering ontoelaatbaar.
De officier van justitie ging van die beslissing in cassatie bij de Hoge Raad, die de beslissing van de rechtbank ongedaan maakte en de uitlevering alsnog toelaatbaar verklaarde. Minister Donner gaf vervolgens zijn goedkeuring aan het Amerikaanse verzoek.
Volgens Nooitgedagt is dat „een vrij stuitende beslissing" van de bewindsman geweest, omdat de door A. gevoerde verweren naar zijn smaak niet of nauwelijks zijn gehoord. Zijn uitlevering zou de eerste van Nederland aan de Verenigde Staten zijn in een zaak van terrorisme. „Nederland loopt dan voorop als het gaat om uitlevering in dit soort zaken", aldus Nooitgedagt.
De advocaat wijst er daarbij op dat zijn cliënt de Nederlandse nationaliteit heeft en dat het vermeende misdrijf heeft plaatsgevonden op Nederlands grondgebied. Hij vindt dat A. dan ook in Nederland berecht zou moeten worden.
Nooitgedagt zegt „aanwijzingen te over" te hebben dat de VS „niet geinteresseerd" zijn in de telecomfraude, maar dat zij A. zien als pion van een groter, terroristisch geheel. Het ministerie van Justitie spreekt dat tegen. Een woordvoerder zegt dat de Amerikanen „zwart–op–wit" hebben aangegeven dat het gaat om de telecomfraude.
Het kort geding dient op 25 juli voor de rechtbank in Den Haag.