Dolce Vita: in slakkengang langs Gruttepier
De Havensteden-autoroute van de ANWB is vooral ’s zomers een route van open bruggen. Laat elke gedachte aan haast varen. Dat is tegelijk de charme van het parcours: de vijfde versnelling is volledig overbodig. Want hoge brugjes en smalle veeroosters neem je niet met 80 of 100. Voor de tocht van 127 kilometer kun je overigens beter twee dagen uittrekken. Kunnen ze dan van ”bed & breakfast” in Oudemirdum wel even ”bed & brochje” maken, alsjeblieft?
De meteorologen scoren dit keer 100 procent op het onderdeel betrouwbaarheid. Het buienaantal neemt in de loop van de dag licht af, de intensiteit van de koude douches blijft gelijk. De fietsers die het fraaie Gaasterland ronden, zijn in zeker opzicht in het voordeel ten opzichte van de automobilist. Zij zitten immers fris in de buitenlucht en zien de kleinste details. Op de momenten dat er een hevige bui losbarst, zijn ze echter ook zomaar te laat. Voordat het regenpak aan is, hangt het permanentje al op halfzeven.
’t Is moeilijk kiezen, uit het grote ANWB-Autorouteboek Nederland. Bewegwijzerde autoroutes, de klapper bevat 42 losbladige routes. De pocket ANWB/VVV Toeristische Autoroutes biedt onder een iets afwijkende nummering grotendeels hetzelfde, aangevuld met enkele Pionierroutes en twintig wandelingen.
Omdat de keuze lastig is, wordt eenvoudig nummer 1 uit de grote klapper geprikt: de Havenstedenroute, door West- en Zuid-Friesland. Vanuit het zuiden is Bolsward logischer als start- en eindpunt, daarom wordt Harlingen als zodanig terzijde geschoven. Wie de route helemaal rijdt -een deel kan ook-, komt toch wel door de grootste Friese havenstad. Overigens ligt deze als enige niet aan het IJsselmeer, maar aan de Waddenzee.
Zeskante borden
Gewoonlijk ziet de automobilist de zeskante borden van de toeristische routes niet of nauwelijks hangen. Stonden er decennialang blauwe letters op een witte ondergrond, binnen afzienbare tijd zullen alle routes zijn aangeduid met „chique bruine bordjes”, zegt de ANWB. Prima idee, al voldeed de oude vorm ook.
Als je op de borden rijdt, is elk exemplaar een bevestiging dat je nog de juiste koers volgt. Blijft het volgende even uit, dan slaat de twijfel toe. Net de verkeerde kant op gekeken? Altijd komt het goed, bij een misser is er echt geen man overboord. De routekaart is duidelijk genoeg, iets verderop weer aanhaken is geen probleem.
Parrega, it Heidenskip, wormen te koop bij Gruttepier, zegt een bordje in de berm. Oudega, Oudemirdum, ”bed & breakfast”. Doe me een lol: waarom alle plaatsnamen ook in het Fries op de borden, maar geen ”bed & brochje”? Mirns, Laaksum, met ”Haven Laaksum” en ”Verse vis”.
Stavoren, met „het mooiste strandpaviljoen aan het IJsselmeer.” Met Marina, de Johan Frisosluis en een overdaad aan mariene Duitsers. Zelfs de websiteaanduidingen op het haventerrein vermelden hier ”punt-de” in plaats van ”punt-nl”. Europese eenheid of niet: het moet niet gekker worden. En die stadsvernieuwing aan het binnenhavenbekken, is daar echt goed over nagedacht?
Wadlopertje
Koudum. Molkwerum. Waar de Stationsstraat midden tussen groene weiden loopt en het lege Wadlopertje halt houdt bij een minuscuul stationnetje. De onrendabele lijn Leeuwarden-Stavoren is tijdens de hele tocht een constante. Met de regelmaat van de klok kruist de Havenstedenroute het pittoreske lijntje.
In it Heidenskip krijgen de overwegbomen vandaag een verfje en blijven daarom een paar uur dicht. Geen nood, de schilders zijn hier erg behulpzaam en minstens zo ontspannen als de meerkoeten in de sloot. Niet voor niets heet de eenmaster in Laaksums haven Dolce Vita. Het ”zoete leven” is hier tastbaar.
Vaste ingrediënten van de Havenstedentocht zijn behalve de haventjes ook de schapen, de koeien, de zadeldaktorens, de plastic pakken met kuilvoer en de windmolens. Tja, die windmolens. Toen de eerste vijftien, twintig jaar geleden in het weidse Friese land verschenen, leken ze nog wel sympathiek. Groene energie, schone stroom, hier en daar aangevuld met elektriciteit uit een mestvergasser. Het Friese Deersum was het eerste dorp dat in z’n geheel op wind en biogas draaide.
Witte plaag
Inmiddels zijn de windmolens echter uitgebroken in menigte en is het niet overdreven te spreken van een witte plaag. Elke zichzelf respecterende boer heeft z’n eigen turbine, soms twee, of drie. Waar je ook kijkt: windmolens. De opbrengst van al die wieken mag dan milieuvriendelijk zijn, de aanblik bederft ronduit het landschap. Jammer maar waar. Datzelfde geldt overigens voor de ”gele schimmel”: de linten van moderne bungalows in gele baksteen die een fraai dorp als Exmorra een, nou ja, mindere aanblik bezorgen.
Gaast, aardewerkstadje Makkum, museumdorp Allingawier, alle zijn de moeite van het uitstappen en rondwandelen waard. Maakte de ANWB de routes de laatste jaren korter om het ongebreidelde kilometers vreten af te remmen en de toeristische vreugden op te stuwen, de 127 kilometer van vandaag zijn echt te veel voor één dag. Uitbaters van ”bed & brochje” zullen het niet vervelend vinden als we de aanbeveling doen minimaal twee dagen uit te trekken voor deze trip. Lekker weg in eigen land, in een zo laag mogelijke versnelling.
Dit is het derde deel in een zomerse serie over dagtochten. Volgende week deel 4: de scootmobielroute.