Dat blijkt uit een enquête van studentenonderzoeksbureau OER onder 888 studenten en 63 docenten van de Universiteit Utrecht.

Bijna een op de drie studenten pleegt plagiaat, door tekst van anderen in eigen woorden over te nemen en te presenteren als eigen werk. Ongeveer 10 procent gebruikt letterlijk dezelfde tekst, 18,6 procent zegt nooit tekst over te nemen. Slechts 3,6 procent wordt daadwerkelijk aangesproken op vermoedens van plagiaat. Meestal had dit geen gevolgen, omdat het onterecht bleek.

Volgens een van de ondervraagde docenten kost onderzoek veel tijd. De computerprogramma’s waarmee ’gestolen werk’ opgespoord kan worden, zoals Epharus, controleren bovendien alleen de eigen database van de instelling en het internet. Uitwisseling tussen studenten van andere instellingen wordt niet gecontroleerd. Terwijl studenten die bewust ’jatten’ hun bronnen vaak op andere universiteiten zoeken.

Het ’jatwerk’ komt vooral voor onder eerstejaars. Meer dan een kwart van hen geeft het toe. Van de ondervraagde oudere studenten is dit bijna 15 procent. Bètastudenten erkennen het vaakst dat ze plagiëren: 28,5 procent geeft het toe. Bij letterenstudenten is dat 12,7 procent.

Vreemd genoeg vinden de studenten zelf in overgrote meerderheid (66 procent) dat overschrijven en presenteren als eigen werk „zeer onacceptabel”. Het omdraaien van woorden of zinnen van andersmans tekst en als eigen werk presenteren vinden ze „redelijk onacceptabel”. De tekst weergeven in eigen woorden wordt beschouwd als „redelijk tot zeer acceptabel”.

Van de ondervraagde studenten zegt het merendeel (56,8 procent) wel eens instructies te hebben gehad over plagiaat. Tegelijkertijd beweert 38 procent niet te weten wat de universiteit bij plagiaat doet. Bij twee bewezen gevallen van plagiaat kan de examencommissie een student voor een jaar van onderwijs uitsluiten.