Mousa wil het licht langzaam laten uitgaan
Sinds tien uitgeprocedeerde asielzoekers in hongerstaking zijn gegaan, is het onrustig in het vertrekcentrum in Ter Apel. Bewoners van het centrum zeggen zich geïntimideerd te voelen en zijn de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst IND meer dan beu. „Wij werken mee aan ons vertrek, maar krijgen keer op keer te horen dat we niet genoeg doen”, zegt een van hen.
Op een zonnige zomermiddag, dinsdag, is op het eerste gezicht weinig te merken van de beroering in het vertrekcentrum. Bewoners zoeken verkoeling in de schaduw of praten wat in de deuropening van de prefab woonblokken waaruit het centrum bestaat. Alleen aan het strenge toegangsbeleid bij de ingang van het centrum, waar bewoners in principe vrij zijn om te gaan en te staan waar ze willen, is te merken dat er iets niet in de haak is in Ter Apel.
Een deel van de bewoners van het vertrekcentrum is ten einde raad. Ze hebben al het vertrouwen in de Nederlandse overheid verloren, zegt een groep overwegend christelijke Syriërs. Zij zijn met vijftig mensen sterk vertegenwoordigd in het centrum.
Het verhaal van de Syriërs is eenvoudig. Ze beschikken niet over de officiële papieren om terug te kunnen naar hun land. In het vertrekcentrum worden ze geacht actief mee te werken aan hun terugkeer. Allemaal zeggen ze hun uiterste best te doen om aan de vereiste papieren te komen, maar bij de Syrische ambassade krijgen ze nul op het rekest. „Wij merken mee, maar krijgen van de IND te horen dat we niet genoeg doen. Zij willen een bewijs van de Syrische ambassade waarin staat dat we niet terug mogen keren, maar zo’n bewijs krijgen we nooit”, aldus bewoner Ali Mousa.
Mousa, een Syrische Koerd, was samen met zijn vrouw de eerste die besloot in hongerstaking te gaan. Zeventien dagen eet hij nu al niet meer, water neemt hij nog wel. Zijn vrouw ligt op bed en krijgt bezoek van een vertrouwensarts.
De lichamelijk duidelijk verzwakte, in een blauw trainingspak gehulde Mousa wil wel praten, maar heeft geen hoop meer op een goede afloop van zijn zaak. „Ik wil het licht langzaam laten uitgaan”, verklaart de Syriër. „Ik ben bang, heel bang. Ik wil niet op straat worden gezet en kan ook niet terug naar mijn Syrië. Ik heb geen hoop meer.”
Mousa toont de officiële aanvraag die hij indiende bij de ambassade. Hij schreef ook vele brieven met gelijke strekking aan instanties en zocht contact met zijn familie, die hem mogelijk aan de papieren kan helpen. Dat alles leverde niets op. „Mijn familie is bang. Als zij mij helpen worden ze zelf opgepakt. Ik ben als Koerd politiek actief geweest. Ze zijn hun leven niet zeker als ze me helpen. En van de ambassade heb ik niets gehoord.”
Mousa is slechts een van de velen die niet meer weten wat zij moeten doen. „Wat moet ik dan?” vraagt een Syrische vader van drie jonge kinderen zich af. „De straat op? Ik moet hier over twee maanden weg. Waar moet ik heen? Mijn jongste kind is hier geboren. Die is helemaal Nederlands. Die kan toch niet terug naar Syrië?”
De uitgeprocedeerde asielzoekers zijn echter vooral kwaad op de IND, die zich in hun ogen niet aan de regels houdt. Nu zij er ondanks hun inspanningen niet in geslaagd zijn te vertrekken, menen ze recht te hebben op een verblijfsvergunning op basis van het zogeheten buitenschuldcriterium.
„De mensen die meewerken en zich aan de regels houden, worden nu het hardst getroffen”, zegt de 20-jarige Dani Khano. „Wij zijn niet crimineel. We zijn nooit illegaal geweest, maar juist de illegalen blijven nu ongemoeid.”
Wat Khano betreft hoeven de regels niet veranderd te worden. „Wij hebben ons altijd aan de regels gehouden. We zijn hier gekomen, we werken mee. We hebben het beleid geaccepteerd. Maar dan moet de IND zich toch ook aan de regels houden?”