Van Hoof overweegt werkgevers die kansarme jongeren aannemen het eerste halfjaar vrij te stellen van de plicht tot loondoorbetaling bij ziekte. De staatssecretaris wijst erop dat het ziekteverzuim onder jongeren zonder een afgeronde opleiding relatief hoog ligt. Dit heeft „naar alle waarschijnlijkheid meer te maken met gedragsproblemen dan met hun gezondheid.” Het hoge verzuim schrikt werkgevers af.

Een meerderheid in de Tweede Kamer had begin februari de bewindsman gevraagd werkgevers over de streep te trekken door de risico’s voor hen te verkleinen. Het CDA en de PvdA stelden daarbij een zogeheten no-riskpolis van twee jaar voor, ten bate van werkgevers die via leer-werktrajecten investeren in bijstandsgerechtigden die tussen de 15 en de 24 jaar oud zijn.

Van Hoof voelt vooralsnog niets voor een algehele aanpassing van de Ziektewet. Hij wil eerst via de proef bekijken wat de resultaten zijn als de overheid in de eerste zes maanden van het dienstverband de loondoorbetaling bij ziekte overneemt. Het is nog onduidelijk wanneer de proef ingaat.

De staatssecretaris constateert dat nu „de grote uitdaging is om laaggeschoolde uitkeringsgerechtigden aan het werk te krijgen.” Zo moeten volgens hem ook gemeenten meer gebruikmaken van mogelijkheden in de Wet werk en bijstand om mensen aan het werk te helpen.

Van Hoof wijst op een advies van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI), waarin de gemeenten zelf, werkgevers en vakbonden ervoor pleiten mensen in de bijstand met behoud van uitkering aan het werk te zetten. De bewindsman was hier bij de presentatie van het advies in april al positief over. Hij wil nu samen met de RWI een praktische handleiding voor gemeenten ontwikkelen, zodat zij uitkeringen meer gaan inzetten als loonkostensubsidie.