Dat concluderen kinderarts dr. C. Bijleveld en allergoloog dr. A.E.J. Dubois van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) na vier jaar onderzoek. In 2001 richtten de artsen het Centrum van Kinderallergologie op, waar zij de afgelopen jaren meer dan vierhonderd kinderen testten. Veel ouders wijten het huilen van hun kind, uitslag, diarree, eczeem of astma aan het eten of drinken van koemelk, pinda’s of kippeneieren. Of een kind echt een voedselallergie heeft, is echter moeilijk vast te stellen.

„Zonder het probleem te bagatelliseren, maar vergelijk het met een tiener die een pukkel heeft”, legt Dubois uit. „Vaak wordt dat meteen verweten aan het eten van chocolade. Dat snijdt in principe geen hout, want je weet nooit of die pukkel er ook gezeten had als je geen chocolade gegeten had. Zolang die pukkel daar niet zit, denk je daar gewoon niet over na”.

In de zogenaamde Voedsel Provocatie Unit van de kinderkliniek krijgen patiënten zonder dat ze het weten eten met en zonder de allergie opwekkende producten. Pas dan kan een duidelijk onderscheid in reactie worden opgemaakt. De test van de allergologen wordt al tientallen jaren als gouden standaard erkend, maar is omslachtig, dus wordt maar weinig toegepast. In Nederland experimenteert alleen het UMCU ook met de methode.

„De gevolgen van een foute diagnose mogen niet worden onderschat”, aldus Dubois. „Het hele leven van kinderen kan beheerst worden door die allergie. Zeker onder angstige kinderen is het vreselijk als je bij elke hap moet nadenken omdat je anders zou kunnen sterven”.

Uit Amerikaanse en Britse cijfers blijkt dat 6 procent van de kinderen en 4 procent van de volwassenen voedselallergie hebben. Volgens gemiddelde schattingen overlijdt een half procent van de kinderen met een voedselallergie aan de gevolgen daarvan.