„Christenen hebben een eigen boodschap”
Het Evangelie is niet alleen in woorden, maar ook in krachtige werking van de Heilige Geest onder de Thessalonicensen geweest. Ds. Jong Yun Lee, voorganger van de presbyteriaanse gemeente in Seoul, vroeg donderdagmorgen tijdens de IRTI-conferentie opnieuw aandacht voor wat Paulus schrijft in 1 Thessalonicensen 1.
Christenen moeten altijd hun Bijbel bij zich hebben, vindt ds. Lee. Op zijn verzoek staken alle conferentiegangers met de rechterhand de Bijbel omhoog. Woord en Geest gaan samen.
Prof. dr. H. M. Vroom, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, hield een lezing over ”Christenen en de religies”. Christenen hebben een eigen boodschap, met name over Christus en het kruis en de opstanding van Christus met Pasen. Daarom verwierp hij de „liberale visie” dat alle religies op een dieper niveau gelijk zijn en de verschillen slechts oppervlakkig zijn. Datzelfde geldt volgens hem voor de „populaire visie” dat we over moraliteit hetzelfde denken en op het publieke domein dus moeten insteken bij de overeenkomsten.
Melchizedek
Wanneer alleen God centraal gesteld wordt in de ontmoeting, en daarbij elke religie haar eigen weg tot God zou hebben, wordt vergeten dat we in Christus het diepste beeld van God hebben. „Christenen kunnen niet denken over God zonder te denken over Christus en ze kunnen niet denken over Christus zonder de Schepper, noch over de Heilige Geest zonder het beeld van God in Christus.”
Dat betekent volgens Vroom wel dat er waarheidselementen in andere tradities kunnen zijn die zijn geïnspireerd door de Heilige Geest. Op verschillende plaatsen in de Schrift blijkt dat God ook buiten Israël werkte, zo zei hij. God bleef de inwoners van Ninevé als Zijn schepselen zien. En „we kennen de naam van Melchizedek en van de godvrezende heidense hoofdman Cornelius.” En Augustinus was van oordeel dat Plato zijn ideeën over de ene god van Mozes had geleerd in het boek Exodus.
Prof. Vroom onderscheidde vier lagen in de dialoog met andere godsdiensten: de persoonlijke dialoog van het hart, de ontmoeting tussen verschillende groepen op het niveau van het werkveld, sociale dialoog over gemeenschappelijke thema’s en theologische dialoog. „In de interreligieuze dialoog is mijn ervaring dat partners dan van mij verwachten dat ik een christen ben en dat ik een plausibele vorm van geloof heb.” Maar Vroom neemt dan op zijn beurt de inzichten van de ander serieus.
Intussen wees hij een louter intellectuele discussie af en pleitte hij voor de „dialoog van het hart.” En ten slotte: „Het criterium is het kruis” en „we weten van het Lam Dat in het midden van de troon is”, in het hart van God. „Wie van ons durft het Lam om te zetten in een wapen?” Het gaat om Zijn vrede.
In de discussie kwam naar voren dat Vroom de ultieme kwestie niet stelde, zoals Paulus dat deed op de Areópagus toen hij de onbekende God predikte en de Grieken confronteerde met de Man Die eenmaal alle mensen oordelen zal.
Of een christen samen met moslims kan bidden? De VU-hoogleraar staat daar niet absoluut afwijzend tegenover, al gaat hij zelf nooit naar de interreligieuze gebedsdienst aan de vooravond van Prinsjesdag, omdat ieder daar in vaagheden blijft steken.
De kwestie van het al of niet „samen kunnen bidden” bleek intussen wel een hot issue, vanwege het unieke van de Christusbelijdenis.
Confessie
Prof. dr. Conrad Wethmar, hoogleraar dogmatiek in Pretoria, refereerde donderdag over ”Confessionaliteit en identiteit van de kerk vanuit gereformeerd perspectief”. Belijdenissen zijn onder verschillende omstandigheden geboren, zei hij. Bijvoorbeeld ”Jezus is Kurios” bij onderdrukking en de eerste brief van Johannes tegen de ketterij van het gnosticisme. De hoogleraar onderscheidde ”homologia” (geloof als daad) en ”credo” als inhoud van het geloof.
Er is overigens wel een verschuiving opgetreden in de geschiedenis. Bij de Apostolische Geloofsbelijdenis, de geloofsbelijdenis van Nicea en die van Athanasius wordt volstaan met „Wij geloven”, in Chalcedon wordt het: „We leren dat men zal belijden”, een veel meer intellectuele, leerstellige benadering.
De Heidelbergse Catechismus, die zowel de Apostolische Geloofsbelijdenis als het Onze Vader en de Tien Geboden behandelt, spreekt niet louter over intellectuele kennis van het geloof maar ook over spiritualiteit en moraliteit. En de Nederlandse Geloofsbelijdenis combineert de kentekenen van de ware kerk met de kentekenen van de ware leden van de kerk: Christus als enige Redder, het mijden van de zonde, het jagen naar gerechtigheid, liefde tot God en de naaste en kruisiging van het vlees en de werken van het vlees.
En tot besluit: „De confessionele identiteit in de reformatorische traditie blijft een dynamische realiteit”: gereformeerd om telkens gereformeerd te worden.