Amerikaanse landbouw- en voedselproducten mogen weliswaar in Cuba verkocht worden, maar alleen tegen contante betaling. Deze uitzondering op het embargo werd in 2000 gemaakt. Maar een wijziging eerder dit jaar bepaalt dat Cuba de goederen in zijn geheel moet betalen voordat ze de Amerikaanse havens mogen verlaten. Noodgedwongen is Cuba op zoek gegaan naar goederen in andere landen, met nadelige gevolgen voor Amerikaanse bedrijven.

„Kan iemand me dit beleid alsjeblieft uitleggen?” riep voorzitter Dwight Roberts van de Amerikaanse Vereniging van Rijstproducenten op een onlangs gehouden persconferentie in Havana. In 2005 zal de vereniging minder dan eenderde van de rijst uitvoeren naar het communistische eiland dan het jaar daarvoor.

Andere critici wijzen erop dat het omverwerpen van de Cubaanse leider Fidel Castro, een van de doelstellingen van het embargo, is mislukt.

Amerikaanse regeringsfunctionarissen verdedigen het embargo door erop te wijzen dat handel en toerisme het regime van Castro verstevigen. Ook het opsluiten van dissidenten en beperkingen op economische en politieke vrijheden worden aangevoerd als redenen.

Maar critici vragen zich af waarom de VS wel volop handel drijven met andere communistische landen, zoals China en Vietnam. Ze menen dat het embargo vooral het gevolg is van de machtige lobby van Amerikanen met een Cubaanse achtergrond. In het Amerikaanse Congres zitten vier Amerikanen van Cubaanse afkomst die uitgesproken tegenstanders zijn van het regime van Castro.