Het ritme van leven, liefde en dood
Titel:
”Ballets Russes. Een Venetiaanse roman”
Auteur: Rosita Steenbeek
Uitgeverij: Prometheus Amsterdam, 2002
ISBN 90 446 0085 0
Pagina’s: 256
Prijs: € 17,95. In ”Ballets Russes”, de nieuwe roman van Rosita Steenbeek, ziet een Italiaanse student in een bibliotheek rijen boeken staan van Bonaventura, Thomas van Aquino, Augustinus, Anselmus, meister Eckhart en anderen. Hij beseft: „Al die boeken gaan in wezen over de vraag hoe te leven en hoe te sterven.” Ook Rosita Steenbeek behandelt die fundamentele kwestie, maar het contact met de genoemde christelijke denkers heeft zij helemaal verloren.
Toch zijn de namen van deze eerbiedwaardige theologen en filosofen niet zonder betekenis in deze derde roman van Rosita Steenbeek. De achtergrond van het verhaal is duidelijk gekleurd door de christelijke cultuur die eeuwenlang Europa en zeker ook Italië beheerste. Plaats van handeling van ”Ballets Russes” is het Giethoorn van Italië: Venetië. Hoofdpersoon is de jonge Italiaan Salvo, die Russisch studeert en tegelijk werkzaam is op een begraafplaats -een dodeneiland- in Venetië.
Steenbeek heeft een in aanleg christelijk kader gekozen voor haar roman: de hoofdstukken zijn feitelijk verslagen van Salvo’s verrichtingen gedurende een dag of tien, tot en met het begin van de rooms-katholieke vastenperiode. De laatste twee hoofdstuktitels verwijzen nadrukkelijk naar de gang van het kerkelijk jaar: ”Vastenavond” en ”Aswoensdag”, de eerste dag van het vasten. Het ”Mis- en vesperboek” dat ik opsloeg maakt nadrukkelijk melding van het aspect van boetedoening, dat in de periode van het vasten dominant is. De katholieke kerk en haar gelovigen leven zes weken lang toe naar Pasen en vanzelfsprekend heeft de boetedoening dan betrekking op de nietige mens, die tegenover de heilige God schuld belijdt en vergeving zoekt. Voordat je in deze roman begint te lezen, zijn deze betekenissen al min of meer bekend. Maar welke functie krijgen ze in het verhaal?
De eerste lettergreep van het woord ”Aswoensdag” wordt al snel heel concreet in ”Ballets Russes”. Zoals gezegd werkt Salvo op een begraafplaats, waar het personeel ook graven moet ruimen. De opgedolven lichamen worden vervolgens tot as verbrand. Steenbeek vertelt vrij uitvoerig over Salvo’s werk op de begraafplaats, waardoor het hele boek een memento-morisfeer krijgt. Dat is thematisch van belang, omdat het tegenwicht biedt aan de zorgen die Salvo zich maakt over zijn relatie met de rijke vrouw Flaminia. Uiteindelijke wijst het bijbelse besef ”Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” op de plaats van de mens: broos tegenover de massieve feitelijkheid van de dood.
Het echte leven
Maar voordat Salvo zover is dat hij zijn liefdesaffaire werkelijk kan relativeren, moet hem nog heel wat inzicht worden bijgebracht. Aanvankelijk heeft hij zich gestort in het bruisende Venetiaanse leven, nadat hij het wel gezien had met zijn taalstudie: „Salvo had een grondig wantrouwen tegen een leven dat alleen uit papier bestond en boeken, uit rijtjes, regeltjes, lokalen, zalen. Hij wilde het echte leven, daarom had hij zich in de armen van vrouwen gestort en daarom werkte hij hier.” Hij werkte ”hier”, dat wil zeggen: op de begraafplaats. Freud zou bedachtzaam knikken bij deze combinatie van liefde en dood, die zich voordoet waar men ervoor kiest zich te storten in het leven, eruit te halen wat erin zit. Het geeft meteen ook aan dat het niet ongebroken en puur kan zijn, deze levenslust. De dood zet er uiteindelijk een streep onder en dat relativeert een heleboel.
Maar als het gaat om die vrouwenarmen is het voor Salvo niet een-twee-drie duidelijk dat hij zich niet eindeloos moet laten opjagen en aan het lijntje houden. Hij heeft een relatie gekregen met de mooie Flaminia, die intussen haar echtgenote bedriegt. Maar na verloop van tijd zet Flaminia hem behoedzaam maar zeker aan de kant. Dat wekt wrevel bij Salvo en ontreddering.
De roman vertelt eigenlijk het verhaal van deze ontreddering. Hoe komt hij eruit? Wat wordt zijn nieuwe oriëntatie? Dat wordt een nieuwe vrouw: een bejaarde Russische prinses. Uiteraard heeft hij geen liefdesrelatie met haar, maar haar opmerkingen over het leven en de dood, over het betrekkelijke van veel dingen, wijzen hem een nieuwe weg. Tegenover onrustigmakende gevoelens propageert zij een meer berustende houding. Zelf was zij ooit een gevierd ballerina, maar: „Ik was erg ziek geweest en mocht niet meer dansen. Ach, wat fronst u, meneer Salvo. Ja, natuurlijk was het erg, dansen was mijn leven, maar wij Russen nemen de dingen zoals ze komen. Wat je kunt veranderen verander je, zeg ik altijd en wat je niet kunt veranderen accepteer je.”
Visie op de dood
Die houding van acceptatie strekt zich uit tot een visie op de dood. Dominant in deze optiek is de gedachte dat de dood bij het leven hoort, in een min of meer harmonieuze verbinding. Het is niet zo gek dat Salvo deze „overgave” verwoordt als het vinden van vrede bij een „oerritme”: „Hij blijft lang staan kijken naar de wijde watervlakte en het af- en aanrollen van de golven die telkens met een klein randje schuim een ogenblik stilhouden bij zijn voeten. Iedereen moet voor zichzelf ontdekken op wat voor manier hij zijn innerlijke vrede vindt, zei de prinses. […] Het oerritme van de zee had hem wel vaker teruggebracht bij het oerritme in hemzelf. Ook in de bibliotheek en in zijn eigen huis met zijn boeken en muziek was soms even alles goed geweest. En in haar armen.”
Dat is de boodschap van deze roman: vrede vinden in het hier en nu, waar liefde en dood innig en harmonieus verstrengeld zijn. In haar vorige roman, ”Schimmenrijk” (1999) worstelde haar vrouwelijke hoofdpersoon ook met de vragen van leven en dood en op een mooie zomeravond had zij de indringende ervaring „opgenomen” te zijn „in dit ritme van leven, liefde en dood.” Het is duidelijk dat Steenbeek met dit burgerlijke heidendom ver afstaat van de traditie waarin Augustinus, Anselmus en anderen hebben gepeinsd, geschreven en gepreekt over de bijbelse boodschap dat „de dood is verslonden tot overwinning”. Dat is nog eens wat anders dan harmonie.