Opinie

Last publiciteit hoort bij koningshuis

Nu de meeste prinsen zijn getrouwd, verschuift de berichtgeving over de Oranjes naar de opbouw van hun gezinnen en het opgroeien van de prinsjes en prinsesjes. Het is begrijpelijk dat de koninklijke familie zich hierover zorgen maakt. Dr. Marcel Broersma

2 July 2005 00:03Gewijzigd op 14 November 2020 02:43
„De Oranjes zijn er zich sinds het eind van de negentiende eeuw zeer van bewust dat zij de media nodig hebben. Wanneer publiciteit even wat minder goed uitkomt, hoort dit ook bij het vak.” Foto RD, Henk Visscher
„De Oranjes zijn er zich sinds het eind van de negentiende eeuw zeer van bewust dat zij de media nodig hebben. Wanneer publiciteit even wat minder goed uitkomt, hoort dit ook bij het vak.” Foto RD, Henk Visscher

meent echter dat de mediacode te ver gaat. Vijf dagen voor de geboorte van het jongste prinsesje bracht de Rijksvoorlichtingsdienst een mediacode naar buiten die de persoonlijke levenssfeer van de koninklijke familie moet beschermen. Zou dit toeval zijn?

Voor kinderen is een onbezorgde jeugd van levensbelang en hun ouders hebben recht op privacy. Nu de samenleving meer en meer medialiseert, inclusief roddelbladen en lichtvoetige tv-programma’s, en de aandacht voor human interest toeneemt, is ongerustheid over mogelijke aantasting van de persoonlijke levenssfeer te begrijpen.

Strategisch
Het is door de emancipatie en de professionalisering van de journalistiek sinds de jaren zestig moeilijker geworden om de berichtgeving te regisseren. Dat de zelfbewuste houding van de journalistiek koningin Beatrix en haar familieleden ergert, is wel duidelijk. Maar de invoering van een mediacode, waarin wordt gesteld wat de pers wel en niet mag, is geen vruchtbare oplossing om de hond terug in zijn hok te krijgen. De code is een principieel onjuiste maatregel die uitgaat van enkele vanuit het perspectief van de Oranjes verklaarbare, maar incorrecte vooronderstellingen.

Zo stelt de code dat leden van het Oranjehuis wanneer zij niet in functie zijn met rust gelaten moeten worden. Maar er is geen helder onderscheid te maken tussen hun optreden als privé-persoon en als publiek figuur. Door de erfelijkheid van het ’vak’ zijn beide onlosmakelijk vervlochten.

Bovendien wordt het ’persoonlijke’ voortdurend strategisch ingezet om de functie te schragen. Na 1848 is men geen vorst meer bij de gratie Gods, maar bij de gratie van de volksgunst. Met andere woorden: de monarchie moet voor haar voortbestaan voortdurend steun vinden in de bevolking. De Oranjes zijn er zich sinds het eind van de negentiende eeuw zeer van bewust dat zij hiervoor de media nodig hebben. Wanneer publiciteit even wat minder goed uitkomt, hoort dit ook bij het vak. Als leden van het Koninklijk Huis zich in de openbaarheid begeven, moeten zij de last van de publiciteit dragen.

Te ver
De monarchie functioneert binnen de kaders van het democratisch staatsbestel. Daardoor is het algemeen belang gediend bij een adequate berichtgeving over het functioneren van de vorst en zijn familie. De burger moet toegang hebben tot de informatie op basis waarvan hij de uiterste politieke keuze kan maken; die voor de door hem gewenste regeringsvorm. Daarbij is informatie over de persoon van de vorst en zijn familie van belang. Om een niet geheel academische vraag te stellen: Willen wij iemand op de troon die vriendschappelijk verkeert met een topcrimineel?

Met de mediacode morrelt het hof aan het recht op vrije nieuwsgaring, een van de democratische grondrechten. De rechter verklaarde eerder een verbod op fotograferen en filmen rond de Wassenaarse villa van de kroonprins onwettig. Nu probeert men via de achterdeur alsnog de berichtgeving te sturen door journalisten die zich aan de eenzijdig opgelegde code houden te belonen met informatie en zij die dat niet doen daarvan uit te sluiten. Dat is voor een overheidsdienst en publieke, uit belastinggeld betaalde ambtsdragers principieel onjuist gedrag, dat blijkbaar wordt goedgekeurd door de verantwoordelijke ministers.

Natuurlijk hebben de leden van het Koninklijk Huis recht op privacy, voorzover er geen maatschappelijk belang in het geding is dat een publicatie rechtvaardigt. Maar deze mediacode gaat hierin te ver. Die bepaalt bijvoorbeeld dat vrienden en kennissen niet herkenbaar mogen worden afgebeeld. Maar wanneer het hier lieden betreft bij wie je als journalist vragen kunt stellen, is een foto als bewijs gerechtvaardigd, dunkt mij. Ook het „achtervolgen en bespieden” door verslaggevers en fotografen wordt expliciet verboden. Toch zijn er situaties denkbaar waarbij het algemeen belang heel wel gediend is bij een dergelijke vasthoudendheid.

Rechtsstaat
Wie bepaalt nu of hier een maatschappelijk belang in het geding is? Volgens de regels van de rechtsstaat zou een rechter bij elk concreet geval achteraf moeten beoordelen of publicatie gerechtvaardigd was. In deze code bepaalt „het betrokken (sic!) lid van het Koninklijk Huis” dit.

Dit is het belangrijkste bezwaar tegen deze code. Mij dunkt dat het recht te bepalen welke informatie in het algemeen belang is, nooit bij het onderwerp van de berichtgeving zelf kan liggen. Dit komt in eerste instantie toe aan de media, en in tweede instantie aan de rechter. Dat de Oranjes dan af en toe hun recht op privacy via een juridische procedure moeten halen, is de prijs die zij betalen voor hun publieke functie in een democratie.

De auteur is mediahistoricus en verbonden aan de afdeling journalistiek van de Rijksuniversiteit Groningen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer