Binnenland

Docenten willen regels tegen radicalisme

Ruim tweederde van de docenten in het Amsterdamse voortgezet onderwijs voelt zich niet voldoende gesteund door de schoolleiding bij de aanpak van radicaal gedrag van leerlingen.

Regioredactie
1 July 2005 10:11Gewijzigd op 14 November 2020 02:43

Dat blijkt uit een onderzoek over extremisme en radicalisering in het Amsterdamse voortgezet onderwijs van de Algemene Onderwijsbond (AOb), in samenwerking met de regionale tv-zender AT5.

Het onderzoek is uitgevoerd onder 239 leden van de AOb die in het Amsterdamse voortgezet onderwijs werken. Aanleiding waren berichten in de media over radicale uitlatingen van scholieren.

Bijna de helft van de leraren geeft aan vaak of soms te worden geconfronteerd met radicaal gedrag. Tegelijkertijd geldt voor ongeveer de helft dat zij hier nauwelijks tot in het geheel niet mee worden geconfronteerd. Ruim driekwart van de leerkrachten zegt dat het vooral om provocerend en puberaal gedrag van leerlingen gaat. Tweederde maakt zich wel zorgen om dit gedrag, een klein deel maakt zich „zeer veel zorgen.”

Eenderde van de radicale opvattingen is antisemitisch van aard. Bijna 30 procent van de leraren maakt mee dat leerlingen antiwesters of tegen de westerse manier van leven zijn. „Uitingen gericht tegen joden of Israël worden door 31 procent van de leraren vaak of soms waargenomen”, aldus het onderzoek.

Leerlingen die politiek geweld vanuit islamitische motieven goedkeuren, worden door een kwart van de docenten gerapporteerd, terwijl 18 procent van de docenten meemaakt dat leerlingen zich uitspreken tegen de democratie. Dat gebeurt niet alleen met woorden, maar ook met het dragen van kleding, zoals de djellaba, aldus de docenten.

Bijna alle leraren vinden dat ze moeten optreden tegen radicalisme onder de leerlingen. Bijna 90 procent doet dat ook, maar voelt zich daarvoor onvoldoende gesteund. De docenten willen dan ook duidelijke richtlijnen vanuit de schoolleiding, zodat zij dezelfde maatregelen kunnen nemen als hun collega’s.

„Hoog tijd dus om op schoolniveau met docenten in gesprek te gaan om te bekijken wat zij nodig hebben. En hier vervolgens natuurlijk ook consequenties aan verbinden”, zegt W. Dresscher, voorzitter van de AOb. De AOb pleit voor duidelijke regelgeving op schoolniveau, vastgesteld in overleg tussen werknemers en schooldirectie, over wat wel en niet mag. „Dit voorkomt dat een docent alleen komt te staan, of uit angst niet durft op te treden.”

Vorige week werden de resultaten bekend van een onderzoek van de gemeente Amsterdam naar etnische spanningen en problemen op scholen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Ook daaruit bleek dat wanneer er duidelijke regels op scholen gelden de sfeer ook vaak beter is.

„Uit dit onderzoek onder de docenten komt eigenlijk hetzelfde beeld naar voren als uit ons onderzoek. Wij willen scholen ook helpen om met richtlijnen te komen, maar dan moeten zij dat wel aangeven. Tenslotte is de schoolleiding de werkgever en niet de gemeente”, aldus verantwoordelijk wethouder Aboutaleb.

De gemeente heeft dinsdag een gesprek met de betrokken scholen. „Wij hopen dat de scholen van elkaar kunnen leren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer