Pechtold klem tussen geduld en ongeduld
Minister Pechtold van Bestuurlijke Vernieuwing zit na amper drie maanden regeren al aardig in de penarie. Collega-bewindslieden moeten niets hebben van de ingrijpende voorstellen die hij doet. Maar wat kan de man anders? Hij mag niet ongeduldig zijn, maar ook niet geduldig.
Is de Tweede Kamer sinds vrijdag op reces, het kabinet moet nog twee weken doorwerken voor het van een welverdiende vakantie mag gaan genieten. In die paar weken moet een harde noot gekraakt worden. Het is de zogenoemde democratische vernieuwingsagenda van minister Pechtold, waarover de ministerraad al een paar weken aan het stoeien is. Naar verluidt is het stuk al meermalen teruggestuurd en aangepast.
Weinig omstreden is het voorstel van Pechtold om de gemeenteraadsverkiezingen in de tijd te spreiden. Op die manier zijn nationaal-politieke overwegingen minder van invloed op de uitslag, hoopt hij. Maar bij zijn voorstel tot een raadplegend referendum en bij zijn plan grondwetswijzigingen eenvoudiger te maken, stuit hij op grote weerstand van CDA-bewindslieden.
Die zien, net als overigens hun VVD-collega’s, evenmin iets in de door de D66’er voorgestelde burgerraad van 160 Nederlanders, die een nieuwe kieswet zou moeten opstellen. Om nog maar niet te spreken van een rondetafelconferentie van parlementariërs die zou moeten gaan oordelen over belangrijke zaken als de positie van de premier, de toekomst van de Eerste Kamer en van de Raad van State.
Smalend spreken christen-democraten over het „boodschappenlijstje” dat Pechtold bij het kabinet heeft ingediend. Dat was helemaal niet de bedoeling, moppert CDA-fractievoorzitter Verhagen. In het beruchte paasakkoord was immers alleen afgesproken dat de gekozen burgemeester in de Grondwet verankerd moest worden en dat de betekenis van voorkeursstemmen versterkt moest worden. Waarom gaat die overenthousiaste Pechtold dan zo veel verder?
Weliswaar kreeg hij in het paasakkoord de opdracht tot een breed onderzoek naar bestuurlijke vernieuwing, maar direct daaraan gekoppeld was de taak draagvlak te zoeken in het parlement. Van dat laatste is nog niets gebleken, meent de grootste oppositiepartij. En het ergste is dat aan het „velletje vol voorstellen” geen „fatsoenlijke analyse” ten grondslag ligt. „Hij zoekt problemen bij een oplossing, in plaats van andersom”, klaagde deze week een CDA-kamerlid.
Zijn critici wijzen erop dat zijn voorganger De Graaf juist ten val kwam door zijn al te grote voortvarendheid. De Graaf was zo gedreven en overtuigd van eigen gelijk, dat hij zich niet kon voorstellen dat het parlement zijn plannen zou blokkeren. Wat wel degelijk gebeurde. En nu dreigt Pechtold in dezelfde valkuil te stappen. Al na drie maanden een complete agenda op tafel leggen? Hij moet eens wat geduldiger zijn, menen zij coalitiegenoten.
Maar hier zit meteen het grote probleem voor Pechtold. Want hij kán, als Democraat, niet geduldig zijn. Als De Graaf twee jaar geleden al zó’n gevoel van urgentie had omdat hij besefte dat D66 in een volgend kabinet wel eens zou kunnen ontbreken, hoeveel haast moet zijn opvolger dan wel hebben die zijn zaakjes in een krappe twee jaar moet regelen?
Daarom valt het goed te begrijpen dat hij een vliegende start wil maken. De omstandigheden leken hem daarin mee te zitten. Hij had het paasakkoord als basis, terwijl kort daarop het referendum over de Europese grondwet het thema bestuurlijke vernieuwing vleugels gaf. Daarbij kwam dat net rond het aantreden van Pechtold de VVD onder Van Aartsen een nieuwe koers insloeg door te pleiten voor een gekozen minister-president.
Maar inmiddels lijkt het gunstige moment al weer vervlogen. Het is met name het CDA dat dwars ligt. De partij die sinds haar oprichting tot volle tevredenheid beurtelings samenwerkte met VVD en PvdA, heeft geen behoefte aan een ander kiesstelsel en al helemaal niet aan een tweepartijensysteem. Het hoeft geen gekozen premier, want dat zou de kansen van Balkenende op het Torentje bijzonder klein maken.
Hoe ver Pechtold met zijn plannen toch nog kan komen, hangt af van de speelruimte die CDA en VVD hem bieden. Maar ook van de vraag hoe hard D66 het speelt. Partijleider Dittrich sloeg deze week ferme taal uit. Maar dat zegt op zichzelf nog niet zo veel. Hij was toch tevens de man die bestuurlijke vernieuwing geen kabinetscrisis waard vond en die D66 nadrukkelijk een andere agenda wil bezorgen, gericht op nieuwe thema’s zoals de kenniseconomie?