Binnenland

„Ouder moet weten wat op internet leeft”

Wie moet ervoor zorgen dat kinderen veilig kunnen internetten? Wat is er zo fascinerend aan het spelen van computergames? Vragen te over tijdens een debat over het internetgedrag van kinderen. „Jongeren hebben een onverzadigbare honger om met elkaar in contact te komen.”

Ewout van der Staaij
1 July 2005 10:02Gewijzigd op 14 November 2020 02:43

Hoe begeleid je je kind op internet? Tientallen jongeren, ouders, wetenschappers en internetdeskundigen debatteerden gistermiddag over dat thema in De Balie in Amsterdam. De discussie ging vooraf aan de presentatie van het boek ”Mijn kind online”. Justine Pardoen van Ouders Online en Remco Pijpers van Planet Internet bespreken in hun boek tal van opvoedingsaspecten: van omgaan met schokkende beelden tot on line pesten en het terugdraaien van ongewenste aankopen.„De problemen die wij hebben met het internetgedrag van jongeren worden niet zozeer veroorzaakt door gebrek aan kennis. Er is gewoon sprake van een ouderwetse generatiekloof. Wij kunnen ons toch niet voorstellen dat je via internet echte vrienden maakt?” vraagt Pardoen voor een volle zaal.

De 15-jarige jongen Giona uit Limburg mag als eerste reageren: „Wij moeten de oudere mensen gaan voorlichten. Je kunt op internet van alles doen.”

„Zien jullie ook gevaren op internet?” vraagt debatleider Lennart Booij. De jongeren knikken instemmend. Een meisje: „Als ouders hun kinderen vertrouwen, hoeven ze zich echt geen zorgen te maken.” Een ander meisje valt haar bij: „Wij kunnen goed voor onszelf zorgen. We weten echt wel wat goed of fout is.” Behoefte aan toezicht hebben de jongeren ook niet. „We vinden het niet prettig als anderen over onze schouders meekijken.”

Vervolgens krijgt Frank Schalken het woord. Hij is de initiatiefnemer van de Kindertelefoon Chat. „Jongeren die bijvoorbeeld het mikpunt zijn van pestkoppen in de klas, kunnen via de chat anoniem hun nood klagen. Onlinehulpverlening aan jongeren werkt. We kunnen zelfs de vraag niet aan. De laagdrempeligheid van internet is groot. Wel is het voordeel van de telefoon dat je directer contact hebt met de jongeren. Dan hoor je ze bijvoorbeeld huilen.” „Dan gebruik je toch een webcam?” vraagt iemand uit de zaal. Schalken ziet daar niets in. „Dat maakt de drempel juist weer hoger.”

Jeroen Jansz, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam, gaat in op de vraag waarom jongeren zo graag computerspelletjes spelen. Hij citeert de 16-jarige Dirk: „Ik kan nu een uzi pakken en even lekker schieten.” Volgens Jansz zijn de meeste gamers jongens. Wel is er een trend waarneembaar: de gemiddelde leeftijd van de spelers wordt steeds hoger. „Ook jonge mannen zijn gek op computergames.”

Jansz doet zijn best om de voordelen van het virtuele spel te benoemen: „Jongeren trainen hun visuele accuraatheid en ontwikkelen hun probleemoplossend vermogen.”

Toch kan hij niet om harde onderzoekscijfers heen: in 68 procent van de games moeten spelers doelbewust letsel toebrengen aan mensen of dieren. „Gamers zijn gek op virtueel geweld. Juist de gewelddadige games spreken het meest tot de verbeelding. Computergames zijn de privé-laboratoria van jongeren. Ze kunnen er alles uitproberen. Niemand lacht je uit.”

Wat is er zo leuk aan gamen? Jansz: „De identificatie met gamepersonages is belangrijk. Vooral het absurde van het mannelijke trekt aan: forse knuisten en flinke spierballen. Eindelijk kun je een échte man zijn.”

Dat veel jongeren games kopen die niet voor hun leeftijdsgroep zijn bestemd, is voor Jansz zo klaar als een klontje: „Een hogere rating wekt juist de belangstelling. Dat zijn pas de interessante spellen.”

Ook de volgende spreker presenteert cijfers van nieuw onderzoek. Michiel Hendriks, eigenaar van websites voor jongeren, laat zien dat 85 procent van de Nederlandse jongeren tussen de 13 en de 24 jaar vriendschappen sluit via internet. Op de websites van Hendriks kunnen jongeren hun persoonlijk profiel plaatsen om anderen te stimuleren met hen te chatten. „Jongeren vinden internet een prettige manier om vriendschappen te onderhouden.”

De Amsterdamse hoogleraar Patty Valkenburg krijgt in de zaal de handen op elkaar voor haar pleidooi dat de overheid zich meer gaat inspannen om scholen te stimuleren media-opvoeding een vaste plek in het lesrooster te geven. „De meeste scholen doen te weinig aan media-opvoeding. Scholen moeten niet alleen ict-coördinatoren hebben, maar ook mediacoaches aanstellen.”

Een man uit de zaal is het daar roerend mee eens: „Ik ben vader en heb langzamerhand het idee dat mijn kind thuis veiliger internet dan op school.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer