„Het voelde alsof we familie waren”
Ze liggen hemelsbreed slechts een paar honderd meter uit elkaar: het Vaticaan en de Grote Synagoge van Rome. Toch duurde het 2000 jaar voordat een paus die afstand aflegde, de Tiber overstak en het joodse gebedshuis binnenstapte. „Zie, hoe goed, hoe lieflijk is het dat broeders ook tezamen wonen”, las wijlen paus Johannes Paulus II in 1986 aan de in de synagoge verzamelde mensen voor.
Het was 13 april 1986. Nooit vergeet Elio Toaff, de toenmalige opperrabbijn van Rome, die dag. Bij het overlijden van paus Johannes Paulus II, heeft de -inmiddels- 90-jarige Toaff het vele malen verteld aan de media. Hoe hij op die gedenkwaardige 13e april op de trappen van de Grote Synagoge in Rome stond en paus Johannes Paulus II omhelsde. „Het voelde alsof we familie waren”, aldus Toaff. En terwijl een koor Psalm 150 zong, betrad de paus de synagoge waar de meer dan 1000 aanwezigen hem een emotioneel welkom brachten.
Dat het bezoek van Johannes Paulus II aan de synagoge in Rome historisch was, hoeft geen betoog. Een eeuw eerder woonden de joden in Rome, op last van een van zijn voorgangers, nog in een muf getto en hadden ze de verplichting kerkdiensten bezoeken om ’gekerstend’ te worden.
Wie in 2005 Rome bezoekt, mag het voormalige joodse getto en de Grote Synagoge niet overslaan. Ook al valt het gebied in het niet bij de pracht en praal van het Vaticaan, toch is een bezoek niet af zonder een bezoek aan dit joodse stukje grond.
Ooit stond om dit gebied een muur, gebouwd in 1555 op last van paus Paulus IV. De bijna 5000 joden die dicht opeengepakt in het getto woonden, mochten alleen overdag buiten de muren van hun ’gevangenis’ komen. ’s Avonds sloten de vijf poorten zich.
Op het kleine joodse territorium stonden vijf synagogen: de Scola Catalana, de Scola Castigliana, de Scola Siciliana, de Scola Tempio en de Scola Nova.
Nog steeds is te zien dat dit een bijzondere plaats is in Rome. Er zijn kosjere restaurantjes en winkeltjes waar Israëlische souvenirs worden verkocht. Een winkel heeft naast de deur een grote bak staan met daarin Israëlische vlaggen.
En dan is er natuurlijk dé synagoge. Een gebedshuis dat zich met recht tooit met de naam Grote Synagoge. Want groot is het gebouw dat in 1904 werd voltooid en ingewijd. Voor de ingang staat een Italiaanse politieman met het geweer in de aanslag. De beveiliging is streng. In 1982 pleegden terroristen hier namelijk een aanslag op synagogegangers. Een tweejarig jongetje kwam om en vele tientallen mensen raakten gewond. Betonnen plantenbakken rondom het gebouw moeten voorkomen dat terroristen auto’s met bommen in de buurt van het gebouw kunnen krijgen.
Aan het einde van de 20e eeuw brak zich een verandering baan in het denken van de Rooms-Katholieke Kerk over het joodse volk. Het moet gezegd: De dit jaar overleden paus Johannes Paulus II was degene die de kerk welbewust een totaal andere richting wees dan eeuwenlang het geval was geweest.
Op die nieuwe weg is een aantal markeringspunten te noemen. Het bezoek van Johannes Paulus II aan het voormalige concentratiekamp Auschwitz, in 1979, was de eerste stap. Zijn bezoek aan de Grote Synagoge in Rome in 1986 de tweede en het bezoek aan Israël in 2000 de derde.
De officiële erkenning van de staat Israël door het Vaticaan in 1993 mag hierbij natuurlijk ook niet ongenoemd blijven. Tientallen jaren hadden de joden over de hele wereld naar deze erkenning uitgekeken.
Niemand van zijn voorgangers durfde zover te gaan in de relatie tussen jodendom en christendom als paus Johannes Paulus II. Paus Pius XIII had het eenmaal aangedurfd om joden die op sabbat de Grote Synagoge in Rome verlieten, vanuit zijn auto te zegenen. Maar de drempel overstappen, durfde hij niet.
In de Grote Synagoge is niet alleen een grote kerkzaal gevestigd, maar ook het Museo Ebraico Di Roma. Er zijn voorwerpen te zien uit de rijke geschiedenis van de Romeinse joden. Prachtig versierde thorarollen, gebedskleden, tafelzilver. De grote zaal kan alleen onder begeleiding van een gids bezocht worden.
Het gebouw is bijzonder omdat het niet cirkelvormig, maar vierkant van opzet is, vertelt de gids, die erbij zegt dat ze zelf wel joods is, maar niet echt orthodox. De afstand van de vloer tot de nok van het dak meet ongeveer 49 meter. „Slechts iets lager dan de hoogte van de kerkruimte van de Sint-Pieter”, zo vertelt ze de bezoekers trots.
Het is trouwens toch nog aan het Vaticaan te danken dat dit trotse gebouw niet door de nazi’s is verwoest. Er was een soort ongeschreven afspraak tussen de bezetter en de kerk dat de Duitsers geen monumenten zouden verwoesten.
Afgezien van de wetenswaardigheden die ze vertelt over de mooie synagoge is haar verhaal over de joodse gemeenschap in Italië niet iets om vrolijk van te worden. Woonden er ooit tienduizenden joden in Rome, nu is dat aantal geslonken tot een kleine 15.000. Over de hele stad verspreid zijn er dertien synagogen, waaronder een synagoge voor joden die na de oorlog van 1967 naar Rome verhuisden vanuit Libië.
Het valt voor de Romeinse joden niet mee hun eigen identiteit te bewaren, vertelt de gids. Zo zijn er wel joodse scholen, maar die zijn duur en soms moeten de ouders naar het andere eind van de stad rijden om hun kinderen er te brengen. En reizen door Rome is zowel in als buiten de spits een absolute ramp.
„We letten niet zo erg op de levenswijze van de joden”, aldus de gids. „Of ze nu wel of niet naar de synagoge komen en de wetten onderhouden, bijvoorbeeld. We kunnen er gewoon niet één missen en daarom rekenen wij iemand van joodse afkomst tot de joodse gemeenschap. Hoe hij verder ook leeft.”
Buiten raast het verkeer over de brede straat tussen de Tiber en de synagoge. Geen Romein kijkt nog verbaasd naar de zwaarbewapende politiemannen voor de deuren. Zouden ze weten van de vreselijke dingen die hier gebeurd zijn? Van het getto, van de razzia’s door de nazi’s?
Paus Johannes Paulus II sloot zijn lange toespraak in de Grote Synagoge op 13 april 1986 af met een citaat uit Psalm 118. Hij las het voor in het Hebreeuws, „de originele taal van de psalmist”, zoals hij het noemde. De aanwezigen luisterden geëmotioneerd toe hoe de leider van een kerk die de joden eeuwenlang had onderdrukt, zich als het ware in hun taal kleedde. „Hoduˆ la-Adonai ki tob…” „Looft de Heere want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid. Dat Israël nu zegge dat Zijn goedertierenheid in eeuwigheid is…”