Politiek wakkert cynisme aan
„Ik wil u vandaag eerlijk mijn mening geven”, zei de Britse premier Tony Blair vorige week in het Europees Parlement. Een betere aftrap voor een politieke redevoering is nauwelijks denkbaar.
Steeds meer gebruiken politici toespraken en tafelredes om hun beleid te verkopen. En wat is er nu mooier dan dat? Sommige politici zijn al sprekend een lust voor oog en oor.
De Britse premier Blair is een getalenteerd spreker. Met zijn jongensachtige levendigheid krijgt hij steevast het publiek mee. Sinds het begin van zijn premierschap in 1997 heeft nog niet één Britse oppositieleider het gered Blair in het debat te vloeren. Blair is ”management by speech” op zijn best.
Vorige week wilde Blair dus eerlijk zijn. „Ik geloof in Europa als politiek project”, betoogde hij. Vervolgens nam hij het op voor de Franse en de Nederlandse tegenstemmers. „Uiteindelijk ziet het volk de politiek altijd scherper dan wij”, aldus Blair. En dat „wij” sloeg op „wij, de politieke klasse”, die altijd denkt dat het volk de politiek niet zal begrijpen.
Blair hekelde verder dat de Europese elite er niet in was geslaagd de belofte uit de Verklaring van Laeken uit 2001 na te komen, dat de Europese grondwet „Europa dichter bij het volk” zou brengen. „Is het heus?” vroeg hij, terwijl hij al pratend nog wat andere gebroken beloftes opsomde. „Laat de wekker maar eens aflopen”, aldus de nieuwe EU-voorzitter.
Zo eerlijk en vol zelfkritiek maak je politici weinig mee, denkt de geboeide luisteraar. Maar wat kopen we voor deze eerlijkheid, als we weten dat Blair er in Laeken zelf bij was, sindsdien vele malen aan de noodrem had kunnen trekken en op de koop toe zelfs instemde met de ontwerpgrondwet? Is dat wel de eerlijkheid die we willen?
Toespraken van politici kunnen ook boeiend zijn omdat ze zich erin blootgeven. Ze proberen al filosoferend een intellectuele inspiratie uit te stralen die het openbaar bestuur vaak node mist. Of ze willen de samenhang van hun beleid schetsen, die alle afzonderlijke maatregelen verbindt.
Ook daarin is Blair goed. „Politiek zonder waarden is puur pragmatisme”, zei hij enkele jaren geleden in een toespraak voor de Christian Socialist Movement (CSM). „In een tijd van cynisme over de politiek, kan dit niet sterk genoeg worden benadrukt”, aldus Blair.
Om er vervolgens aan toe te voegen dat kerkelijke groepen een grotere rol in de samenleving moeten spelen, christelijk onderwijs „een pijler onder het nationale systeem” is en huwelijk en gezin het „fundament van een sterke en stabiele samenleving” zijn. Dat is nog eens wat je noemt verwachtingen scheppen.
De praktijk is echter een beetje anders. De eerste twee kabinetten van Blair werden meer gekenmerkt door de manipulatie van de mediastrategen (”spin-doctors”), dan door een door waarden geïnspireerde koers. En wie weet dat de regering-Blair in haar strijd tegen tienerzwangerschappen scholieren op steeds jongere leeftijd gratis voorbehoedsmiddelen aanbiedt, fronst zijn wenkbrauwen bij die mooie woorden over het gezin.
Een goed Nederlands voorbeeld van een filosoferende minister was ook Margreeth de Boer uit het eerste paarse kabinet. Zij riep in 1997 in een nieuwjaarstoespraak op tot „onthaasting”, onder meer onder verwijzing naar de Prediker. Maar haar eigen kabinet zorgde voor de afschaffing van de zondagssluiting van winkels, een maatregel die die begeerde onthaasting nu juist tegenwerkt. Zo’n tegenstrijdigheid is een aantasting van de geloofwaardigheid van het overheidsambt. Zo wakkert men het „cynisme over de politiek” juist aan.
Wie goed luistert, hoort dat politici in mooie redevoeringen heel ander beleid verkopen dan ze in regelgeving maken. Dat verschil is opmerkelijk, raadselachtig zelfs. Als Blair echt eerlijk is, moet hij toch wel begrijpen dat juist dit het „cynisme over de politiek” veroorzaakt.