Veebedrijf door nieuwe regels op slot
De veehouderij is nog lang niet van de mestproblematiek af. Donderdag wacht een nieuwe krachtmeting als de Tweede Kamer zich buigt over de nieuwe regels voor ammoniakuitstoot en stankoverlast. „Als de voorschriften niet worden veranderd, gaan veel veebedrijven op slot.”
Het aanpakken van de mestproblematiek staat al zo’n twintig jaar op de politieke agenda. Mede hierdoor staan de groeimogelijkheden van de intensieve veehouderij onder grote druk. Voorzitter A. Vermeer van de zuidelijke regionale landbouworganisatie ZLTO erkent dat er grenzen zijn. „In de veehouderij beseffen wij ook dat we in een dichtbevolkt en klein land als Nederland niet alle ruimte hebben. Niet op alle plaatsen in ons land kan alles meer. Maar dat neemt niet weg dat er voor de veehouderijen wel mogelijkheden moeten zijn om zich te ontwikkelen.”
Gezien het plan van de ministers Pronk van Milieu en Brinkhorst van Landbouw voor een nieuw ammoniak- en stankbeleid, dat morgen in de Tweede Kamer wordt besproken, zal dat niet gemakkelijk zijn. De kern van de nieuwe regels is dat de ammoniakuitstoot en de stankoverlast worden aangepakt en dat de intensieve veehouderij vlak bij gevoelige natuurgebieden wordt beperkt. „In grote lijnen zijn wij het wel met de voorstellen van het kabinet eens, maar wij hebben wel een aantal belangrijke bezwaren”, stelt ZLTO-voorzitter Vermeer.
Bos en hei
Het grootste pijnpunt voor de boeren is het plan van de bewindslieden om zones van 500 meter rond kwetsbare natuurgebieden zoals op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug te maken. Om het bos en de hei te beschermen, krijgen de veehouderijen in deze gebieden te maken met strenge rond de ammoniakuitstoot. „De bedrijven kunnen zich door de instelling van een emissieplafond nog amper ontwikkelen. Ze komen eigenlijk op slot te zitten”, aldus Vermeer.
Met behulp van de Reconstructiewet is het de bedoeling de verplaatsing van de bedrijven naar minder gevoelige gebieden mogelijk te maken. Van dit voornemen zal nauwelijks iets terechtkomen, denkt milieuspecialist J. Scholte Albers van GLTO, de regionale boerenorganisatie in het midden en oosten van het land. „Door een zone te nemen van 500 meter en te kiezen voor grote natuurgevoelige gebieden worden circa 14.000 bedrijven, ofwel 27 procent van het totale aantal, getroffen. Hierdoor is het huidige plan niet zinvol en te duur.”
Boerenorganisatie LTO-Nederland pleit daarom voor een kleinere zone van 250 meter en voor een beperking van het aantal kwetsbare gebieden. Op deze manier bedraagt het aantal getroffen bedrijven slechts zo’n 3000. „Vanuit milieuoogpunt is dit volstrekt verantwoord, omdat het milieueffect van het zoneringsbeleid klein is”, aldus Scholte Albers. „Het grote voordeel van de aanpassing is dat een groot aantal veehouders geen onnodige beperkingen krijgt opgelegd.”
Gemengde bedrijven
Een minpunt van het kabinetsplan is volgens de GLTO-milieuspecialist ook dat de vele gemengde bedrijven –met bijvoorbeeld koeien en varkens– op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug nog amper de mogelijk krijgen te groeien omdat ze één emissieplafond krijgen. „De twee bedrijfstakken zouden juist afzonderlijk moeten worden bekeken.”
Veehouder H. Veldhuizen uit Maarsbergen, die als voorzitter van de GLTO in de provincie Utrecht nauw betrokken is bij de reconstructie, vindt de kabinetsvoorstellen een papieren tijger. „In de huidige opzet worden de boeren tegengewerkt. Op de Utrechtse Heuvelrug hebben wij te maken met veel zones rond landgoederen. Maar wij worden nu afgerekend op het feit dat wij bomen hebben laten staan, terwijl die op veel plaatsen elders in het land in het verleden zijn gekapt.”
Verschillende partijen in de Tweede Kamer lijken gevoelig voor de boerenkritiek en zijn het eens met een beperking van de zonering. Of er een meerderheid is, is vooral afhankelijk van de opstelling van de PvdA morgen.
Welzijnseisen
Er zijn echter nog een paar gevoelige kwesties. Het is de bedoeling dat uiteindelijk alle varkens, kippen en koeien ammoniakarme stallen krijgen. De regering wil deze milieuvriendelijke gebouwen voor kippen en varkens echter al in 2008 verplicht stellen, terwijl ze volgens de Europese welzijnseisen pas in 2012 (pluimveehouders) en in 2013 (varkenshouders) verplicht zijn. „Hierdoor worden de Nederlandse boeren geconfronteerd met kapitaalvernietiging omdat ze hun stallen sneller moeten afschrijven”, stelt ZLTO-voorzitter Vermeer.
Een probleempunt dat de boeren ook onder de aandacht van de politici willen brengen is het stankbeleid. „We hebben te maken met twee ontwikkelingen”, zegt GLTO-voorman Veldhuizen. „De regels worden verscherpt door het feit dat bij de beoordeling van een vergunningsprocedure de stank van bedrijven die bij elkaar in de buurt liggen wordt opgeteld, waardoor je eerder klem komt te zitten. Bovendien komen er steeds meer burgers op het platteland te wonen die de boerderijen kopen van boeren die stoppen. Ook dat leidt tot een verscherping, want als er een gewone woning in de buurt staat, gelden er strengere normen. Hierdoor krijgen de bedrijven minder uitbreidingsmogelijkheden.”
Handreiking
Veldhuizen hoopt dat de politiek morgen een handreiking doet. „De reconstructie kan alleen slagen als de agrarische sector meedoet, maar de liefde kan niet van één kant komen.”