Opinie

Medezeggenschap strijdt niet met gezag

Medezeggenschap staat voluit op de politieke agenda dankzij plannen vanuit twee ministeries. P. Schalk ziet nog knelpunten, maar vindt dat medezeggenschap ook binnen reformatorische instellingen een goede invulling kan krijgen.

29 June 2005 08:48Gewijzigd op 14 November 2020 02:42
„In de wet die de minister nu voorbereidt, worden de bevoegdheden van werknemers en ouders uit elkaar gehaald en kan de identiteit van een instelling niet meer in gevaar komen.” Foto ANP
„In de wet die de minister nu voorbereidt, worden de bevoegdheden van werknemers en ouders uit elkaar gehaald en kan de identiteit van een instelling niet meer in gevaar komen.” Foto ANP

Minister De Geus sleutelt aan de Wet op de ondernemingsraden en minister Van der Hoeven is bezig met de medezeggenschap in het onderwijs. Heikele punten zijn de bevoegdheden van de verschillende geledingen binnen een organisatie, omdat het bij medezeggenschap nu eenmaal altijd gaat om gezag en gezagsverhoudingen.

De basis hiervoor ligt in de Bijbel, waaruit blijkt dat God alle gezag heeft en dat Hij mensen met gezag bekleedt. Dat laatste heeft de Heere genadig gegeven om een gebroken wereld te ordenen en leefbaar te houden.

In de Bijbel zijn drie clusters van gezagsverhoudingen te vinden. De relationele (man-vrouw, ouders-kinderen), de institutionele (kerkenraad-gemeente en overheid-burger) en de contractuele gezagsverhouding zoals tussen de werkgever en zijn werknemers. Die laatste gezagsvorm staat weer onder invloed van het gezag van de overheid die gehoorzaamd dient te worden, zeker ook gezien de bijbelse visie op de overheid (Romeinen 13). De enige uitzondering hierop vormt de situatie dat de wetgever (of een andere gezagsdrager) iets vraagt wat tegen Gods geboden ingaat.

En dan zijn we bij de kernvraag of de instelling van een medezeggenschapsorgaan met advies- en instemmingsrechten verantwoord is in het licht van de Bijbel.

Werknemers
Voor de werknemers is het helder. Bij belangrijke beslissingen in de bedrijfsvoering moet de werkgever advies vragen aan de ondernemingsraad (OR). Een eventueel negatief advies hoeft de gezagsverhoudingen niet te verstoren, want de wetgever heeft geregeld dat een bedrijfscommissie kan toetsen of de werkgever zijn besluit in redelijkheid heeft genomen.

Bij instemmingsrecht gaat het vooral over (collectieve) arbeidsvoorwaarden, zoals pensioenvoorzieningen, werk- en rusttijden, vakantiedagen en dergelijke. Als er geen OR is, zal de ondernemer over deze zaken met elk individu moeten spreken. De individuele werknemer kan dan instemmen of niet. Dat is uiteraard geen probleem, want bij een wijziging van een arbeidsovereenkomst mogen beide partijen meespreken. Als er een OR is, zal een collectieve wijziging daar besproken worden. Natuurlijk kan die OR op dezelfde wijze instemming verlenen of inhouden als het individu. Ook hier loopt de gezagsrelatie tussen werkgever en werknemer geen gevaar.

Ouders of cliënten
Voor het onderwijs geldt een aparte wet die ook de medezeggenschap voor ouders regelt. Voor openbare scholen is dat begrijpelijk, omdat die feitelijk door de burgerlijke gemeente bestuurd worden. Door de medezeggenschapswet kregen ouders rechtstreeks invloed in de school. In het bijzonder onderwijs hebben ouders zitting in schoolbesturen en oefenen daardoor invloed uit.

Het belangrijkste bezwaar tegen de huidige wet is dat de adviesbevoegdheden van de oudergeleding kunnen worden omgezet in instemming, bijvoorbeeld op het terrein van de identiteit. In de wet die de minister nu voorbereidt worden de bevoegdheden van werknemers en ouders uit elkaar gehaald en kan medezeggenschap ingericht worden in lijn met de identiteit. Dan kan dat gaan werken zoals in de gezondheidszorg, waar ook in de meeste reformatorische zorginstellingen een ondernemingsraad functioneert met daarnaast een cliëntenraad. Dat zou vergelijkbaar kunnen werken voor ouders in de school.

Leerlingen
Het grote probleem is de positie van de leerlingen van het voortgezet onderwijs. Dat zijn niet de geschikte partners in een medezeggenschapsraad. Daarmee is niet gezegd dat leerlingen niets zouden kunnen inbrengen, want directies en leraren proberen natuurlijk de signalen van leerlingen te reguleren of waar mogelijk te honoreren. Maar in de huidige wetgeving heeft de leerlingenraad een gelijkwaardige stem met de oudergeleding. Dat is onwenselijk en strijdig met de gezagsverhoudingen binnen scholen en in gezinnen.

In de nieuwe wet wil de minister nog kijken hoe tegemoet gekomen kan worden aan de principiële bezwaren tegen de medezeggenschapspositie van leerlingen. Vermoedelijk zal ze regelen dat er op schoolniveau ruimte en flexibiliteit komt om hierop passende maatregelen te nemen.

Levenshouding
Tot nu toe kan ontheffing gevraagd worden voor medezeggenschap op scholen, maar die mogelijkheid vervalt. Dat maakt het spannend ten aanzien van de medezeggenschap voor leerlingen. Hopelijk zal de minister een regeling treffen die scholen de vrijheid biedt om daar gefundeerd van af te zien, dan wel voldoende ruimte geven om daar binnen de eigen gezagsverhoudingen inhoud aan te geven.

Voor de positie van werkgevers en werknemers is er geen probleem zolang de wet inhoudt dat de medezeggenschap geregeld wordt zoals in het bedrijfsleven en de zorginstellingen. Dan is er geen principieel verschil met wat er nu ook in reformatorische instellingen gebeurt. Voor de oudergeleding zal duidelijkheid moeten ontstaan over de vraag of de rol vergelijkbaar is met de cliëntenraad. Daarvoor geldt dan dezelfde lijn.

En in alle gevallen blijft het nodig om de onderlinge verhoudingen tussen werkgevers en werknemers en tussen ouders en school zuiver te houden. Gezag en medezeggenschap vragen immers om wederzijds respect, om een dienende instelling en om een afhankelijke levenshouding.

De auteur is directeur van de reformatorische vakorganisatie RMU.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer