„U vindt stenengooien interessant?”
„Waarom ging u op 6 mei ’s avonds naar Den Haag?”, vraagt politierechter Kalk aan de 26-jarige verdachte P. van V. „Ik wilde naar de rellen kijken”, luidt het antwoord. De rechter lacht een beetje cynisch: „Heeft u niets beters te doen?” Onverschillig haalt Van V. zijn schouders op. „Die avond niet.”
Voor de politierechter van Den Haag stond vrijdagmiddag een aantal relschoppers terecht. Ze zijn door de politie opgepakt op de avond van 6 mei 2002, de dag van de moord op Pim Fortuyn, voor het gooien van stenen tijdens de rellen die die avond losbraken in het Haagse centrum.
Van V. -lang, blond, stijl haar- kwam naar Den Haag om naar de rellen te kijken. Niet alleen de rechter, ook de officier van justitie verbaast zich over dit motief. Hij vraagt zich af wat er interessant is aan rellen. „Nou gewoon, wat er allemaal gebeurt. Wat is daar mis mee?”, luidt het weerwoord. Bij de vijfde zaak van deze middag wordt ook de officier van justitie cynisch: „En u vindt stenengooien ook interessant?” De verdachte reageert verontwaardigd: „Dat zeg ik niet.”
Stratenmaker Van V. ontkent dat hij stenen richting de mobiele eenheid (ME) heeft gegooid. Bij gebrek aan bewijs spreekt de rechter hem vrij. Zijn arrest is hiermee opgeheven en hij mag naar huis.
Voor andere gedaagden loopt het minder goed af. De 17-jarige D. van de L. -kaal hoofd, bomberjack, camouflagebroek, soldatenkisten- kwam die avond „lekker opgefokt” naar Den Haag, aldus de rechter. Een halve fles wodka en zo’n vier à vijf xtc-pillen achter de kiezen. Van de L. -bij de politie bekend als skinhead- knikt instemmend. „Ik was aardig de weg kwijt. Ik kon nergens meer aan denken”, stottert hij ineengedoken.
Bij zijn arrestatie deed Van de L. volgens het proces-verbaal extreme uitlatingen over allochtonen: „Ik gooide geen stenen naar de ME, maar naar zwarten. Dat zijn varkens. Naar beesten mag je gooien.” De rechter kijkt de verdachte verbaasd aan. Een lange stilte volgt. „U meent het wel?”, vraagt ze. Opnieuw houdt de verdachte zijn mond.
Als de officier van justitie zijn eis formuleert, maakt hij duidelijk dat het gedrag van de verdachte „alle perken te buiten gaat.” Van de L. knikt instemmend. Zoals bij elke zaak deze middag wijst de officier erop dat dergelijk gedrag -volgens de aanklager was Van de L. uit op het creëren van rellen- escalerend werkt. „Het heeft een opjuttend effect op anderen en zorgt voor een grimmige, bedreigende sfeer.” Hij eist vier maanden hechtenis, waarvan één maand voorwaardelijk.
De advocaat probeert de rechter nog over te halen om een taakstraf op te leggen. Hij wijst erop dat de ouders van Van de L. zijn gescheiden toen hij zes jaar oud was. Daarna volgde een moeilijke jeugd. Daar kom je niet standvastig uit, aldus de raadsman. Doelend op de extreme uitlatingen van de gedaagde zegt hij nog: „De verdachte heeft banden gehad met kringen waarvan hij nu zegt: dat is toch niets.”
Het pleidooi van de advocaat kan de rechter niet tot een taakstraf bewegen. Ze legt Van de L. een gevangenisstraf op van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. Van zijn werk op de kermis zal voorlopig niets komen.
Ook de 25-jarige A. O. staat deze middag terecht voor openlijk geweld tegen de ME. Hij zou tijdens de rellen zijn T-shirt voor zijn gezicht hebben gebonden en zijn bomberjack hebben omgedraaid, zodat de rechts-extremistische tekens niet zichtbaar waren. „Dat maakt wel een professionele indruk”, houdt de rechter hem voor. „Dat deed ik voor de foto’s”, antwoordt O. „Overal stonden journalisten. Ik wilde niet door anderen herkend en beoordeeld worden. Ik heb ook m’n werk en een normaal leven.”
Voor de rechter is dit onbegrijpelijk. „Als u zo goed nadacht over uw kleding en over uw werk, waarom gooide u dan met stenen?” De reden die O. noemt heeft deze middag vaker geklonken: emoties. „Ik heb zoiets als dit nog nooit gedaan. Dat komt echt door ”het moment”.”
Voor de aanklager vormen de hoogopgelopen emoties geen verklaring. Ook voor de rechter niet. O. is gebleven toen de situatie uit de hand liep en dat geeft de doorslag. Hij krijgt acht weken hechtenis opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk.
Voor de agenten hem weer meenemen zwaait hij nog even naar het publiek. Een handkus is het laatste wat ze van hem te zien krijgen.