De oude belijdenis als verademing
Op de vraag wat predikantzijn voor ds. H. Roseboom betekent, beginnen zijn ogen te glimmen. Hij haalt beide armen met een zwaai van de stoelleuning: „Dienstknecht van de Heere zijn. En hoe ootmoediger je bent, des te dienstbaarder kun je zijn. Maar dat is wel een levenslange én dagelijkse les.”
De hervormde dominee van Bruchem en Kerkwijk/Delwijnen is zondag een kwarteeuw predikant. Hij diende eerder de gemeenten Zwartebroek-Terschuur, Oene en Boven-Hardinxveld. De boerenzoon uit Lunteren-De Valk is geboren en getogen in de Hervormde Kerk. Hij groeide op tussen een bevolking die kerkelijk vooral onderdak vond bij oud gereformeerden en de beide Gereformeerde Gemeenten. Van zijn familieleden sympathiseerde een kleine tak met het gedachtegoed van ds. J. P. Paauwe. „Uit al deze kringen heb ik echter ervaren dat zij mij tijdens de studie en daarna gedragen hebben in de gebeden. Ik kan het ook nooit zo goed hebben als mensen uit die kring hervormd worden en vervolgens gaan afgeven op hun oude achtergrond.”
In de bredere verbanden van het kerkelijk leven voelt het hoofdbestuurslid van de Gereformeerde Bond zich thuis. „Ik heb sympathie voor het Comité tot behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk. Gelukkig heeft het unievoorstel ons dichter bij elkaar gebracht.”
In de hal van de Bruchemse pastorie vallen direct de melkbussen op. Op een ervan staat de ouderlijke stee afgebeeld. Op een koperen exemplaar ernaast staat een nog complete ”teems” waarin de melk werd gezeefd. En daarnaast staat er ook nog een met de kerk van Boven-Hardinxveld erop. „Mijn ouders vonden het moeilijk de boerderij te moeten verkopen. Maar ik kon niet anders en het andere, mijn roeping, woog ook hun zwaarder.”
Ds. Roseboom is vernoemd naar een oudere broer, die jong overleed. „Van hem mocht mijn vader vast geloven dat hij bij de Heere is. Nu mocht de ene Henk boven de Heere grootmaken en de andere Henk hier beneden.”
Nadat hij overgebogen werd tot het ambt, werd de boerderij verkocht. Het gezin ging naar Barneveld. De emotie komt een beetje boven als hij zegt: „Vader heeft het niet meer meegemaakt dat ik bevestigd ben. Ik had één keer gepreekt en hem daarover ook verteld. Ruim een week later overleed hij.”
De studie vlotte goed en na zijn propedeuse trouwde hij. Aan onder anderen ds. K. van de Pol uit Lunteren, bij wie hij en ook zijn vrouw lange tijd op catechisatie gezeten hebben, heeft hij vroeger veel geestelijke steun gehad. „Als je eerst avondgymnasium hebt gedaan, ben je blij gewoon overdag te kunnen studeren.” Hij volgde ook facultatieve colleges bij de jong overleden linguïst prof. R. Frankena. Deze hoogleraar was gespecialiseerd in het Akkadisch en Aramees. Ds. Roseboom geniet nog zichtbaar als hij over die colleges spreekt: „Die man legde me uit hoe dat nu echt zat met de achtergronden van het Hebreeuws.” Dan volgt er een kleine schuldbekentenis: „Ik heb toen nog overwogen me daarin verder te specialiseren. Maar dan was mijn roeping in het gedrang gekomen. Dat heb ik daarom toch niet gedaan.”
Wel volgde hij -„je had toch tijd genoeg”- bijvakken pedagogiek, didactiek en psychologie, om zo de aantekening van de lerarenopleiding te krijgen. „Ik deed dat met name ook met het oog op de catechese.” Catechiseren vindt hij nog steeds mooi werk. Maar, met een glimlach: „Het kost me wel heel veel energie.”
Van de grote jaargroep bij de studentenvereniging Voetius (34 man) zag ds. Roseboom er later maar betrekkelijk weinig terug in hervormd-gereformeerde kring. In één maand werden er negen kandidaten beroepbaar gesteld. „Ik was de laatste.” Het stemde hem dankbaar toch een aantal beroepen te krijgen. Terugkijkend: „Je kon toen met de diversiteit in de kerk, die er in die tijd ook zeker was, gemakkelijker omgaan dan vandaag. Ik heb de indruk dat vandaag de verschillen sterker benadrukt worden.”
Ds. Roseboom wil niet vooringenomen zijn. „Laat ik maar zeggen hoe ik het probeer te doen. Ben je er als pastor voor alle gemeenteleden? Of ben je er alleen voor mensen van je eigen kleur? Het komt bij de benadering van gemeenteleden namelijk totaal niet bij me boven welke politieke kleur die ander heeft of tot welke modaliteit in de kerk deze zou kunnen behoren. Het gaat mij erom iets voor het gemeentelid in geestelijk opzicht te mogen betekenen.”
Als visitator-provinciaal kijkt de Bruchemse predikant rond in de breedte van de Hervormde Kerk. Hij gaat er even recht voor zitten: „Verrassend is dat soms. Dan kom je dingen tegen dáár waar je ze niet zou hebben verwacht. Onlangs ben ik daar een paar dagen echt blij over geweest. We kwamen bij een dominee die noch in het bonds- noch in het confessionele boekje staat. Maar wat we hoorden, maakte me beschaamd en stemde mij intens dankbaar. Zoals tijdens dat gesprek de genade van God voor zondaren werd grootgemaakt, vind je het in eigen kring lang niet altijd.”
Momenteel bepreekt ds. Roseboom thematisch de Dordtse Leerregels. „Het is zo noodzakelijk om de rechtvaardiging van de goddeloze zuiver te houden. Er zijn veel arminiaanse invloeden, zodat het genadekarakter, ook in de gereformeerde gezindte, wordt aangetast. Het bepreken van de catechismus, de leerregels en de Nederlandse Geloofsbelijdenis is trouwens een verademing, omdat je terugvalt op het hart van de zaak.”
In bredere christelijke en evangelische kring ziet de predikant wel steeds vrijzinniger tendensen: „Voor sommigen is Jezus verworden tot een soort Vriend, Voorbeeld of Vertrouwenspersoon. Dat gaat het remonstrantisme zelfs ver voorbij.”
De kerkelijke gemeenten Bruchem en Kerkwijk/Delwijnen ondergingen een sterke groei. „Toen daar allerlei positieve artikelen over verschenen, tot in het Brabants Dagblad toe, heb ik op een gemeenteavond een meditatie gehouden over ootmoed. Heel snel worden we er wat mee, als dominee en als gemeente. Hier in Bruchem en Kerkwijk/Delwijnen heerst een mooie schriftuurlijke verdraagzaamheid. Maar ootmoed moet steeds opnieuw én dagelijks geleerd worden. Ook als je 25 jaar predikant bent.”