In totaal betalen de bouwondernemers 73,5 miljoen euro, waarvan 50 miljoen als schadevergoeding aan alle opdrachtgevers van de overheid: Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies.

De opdrachtgevers hadden al in totaal ongeveer duizend gerechtelijke procedures aangespannen om de schade te verhalen die ze leden als gevolg van verboden prijsafspraken tussen aannemers. Met het akkoord komt niet alleen een einde aan deze procedures, maar worden ook nieuwe procedures voorkomen rond de bouwfraude die zich afspeelde voor 1 januari 2003. De installatiebedrijven doen niet mee aan de schikking en zij riskeren dus nog wel procedures van de overheid.

Van de 50 miljoen aan schadevergoeding gaat 6,55 miljoen naar het Rijk, en evenveel naar spoornetbeheerder ProRail. Daarnaast gaat 7 miljoen naar waterschappen en 6 miljoen naar provincies. Gemeenten, die hun belangen bundelden in een stichting, ontvangen 16 miljoen. Daarnaast gaat er geld naar Amsterdam (5,54 miljoen), Rotterdam (1,2 miljoen) en Haarlemmermeer (1,2 miljoen).

Voor minister Peijs (Verkeer en Waterstaat) is „het boek van de bouwfraude nu gesloten.” Zij vindt vooral van belang dat overheid en aannemers nu weer op een normale manier met elkaar verder kunnen. Ze tekent bij de verdeling van de schadevergoeding aan dat het voor het Rijk eenvoudiger is tot overeenstemming te komen dan voor gemeenten.

Minister Dekker (VROM) zei bij de ondertekening van het akkoord dat bij het „schoon schip maken” ook de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) een belangrijke rol speelt, door de versnelde boeteprocedure. Dankzij het akkoord krijgen de bouwbedrijven van de NMa een korting van 2,5 miljoen euro op de boetes.

Volgens voorzitter Brinkman van de brancheorganisatie Bouwend Nederland is het nu nog slechts „in theorie” mogelijk dat bouwbedrijven worden uitgesloten van opdrachten van de overheid in verband met bouwfraude. Het akkoord voorziet er ook in dat zijn organisatie de komende vier jaar 21 miljoen euro bijdraagt aan een programma om de bouwsector te innoveren.