Na Chinese nu ook Marokkaanse wijken
Onverwacht komt het niet voor Mohamed Sini, voorzitter van de stichting Islam en Burgerschap, dat de sociale afstand tussen allochtonen en autochtonen groeit. „Als je ongenuanceerd over allochtonen spreekt, zoeken ze eerder steun bij elkaar.” De Marokkaanse minister van Islamitische Zaken blijft optimistisch. „Ik heb vertrouwen in de Hollandse programma’s.”
Uit het rapport ”Uit elkaars buurt”, dat het Sociaal en Cultureel Planbureau vrijdag presenteerde, blijkt dat met name Turken en Marokkanen zich groeperen binnen hun eigen kringetjes.
Toch is dat niet het beeld dat vanuit overheid en media naar voren komt, gezien alle aandacht voor juist deze groepen in de laatste jaren. „Je hebt twee werkelijkheden”, verzucht Sini. „De ene werkelijkheid is die van de Haagse politiek en het journaille. Die voeren een heel ander debat dan die in de andere werkelijkheid, die van de man en vrouw in de buurt, van het bedrijf en van de school.”
Het huidige klimaat in Nederland is „absoluut onwenselijk en ook gevaarlijk”, vindt de voorzitter van Islam en Burgerschap (I&B), dat tal van initiatieven ontplooit om de onderlinge dialoog te bevorderen. Sini is van geboorte Marokkaan en drijvende kracht achter de totstandkoming van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), dat sinds vorig jaar officieel gesprekspartner is voor de overheid. Hij pleit er krachtig voor om „meer nuance in het debat toe te laten.”
„Er zijn twee sporen die van belang zijn voor allochtonen”, aldus Sini. „Het ene is het spoor van de regels. Als mensen naar Nederland komen, moeten ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Het tweede spoor is van de ruimte. Mensen moeten het gevoel hebben dat ze in Nederland volwaardig burger kunnen worden, dat de daarvoor nodige ruimte er ook echt is. Maar Nederland is doorgeslagen naar de kant van de regels. Het klimaat is enorm hard; de verschillende bevolkingsgroepen laten elkaar links liggen. Omdat we elkaar niet kennen, zijn we ook niet opgewassen tegen crises zoals na de moord op Van Gogh.”
Een zekere samenklitting van allochtonen vindt de I&B-voorzitter niet bezwaarlijk. „Je had allang Chinese en joodse wijken. Nu komen daar ook Marokkaanse en Turkse bij. Dat is niet erg. Voor nieuwkomers is het zelfs heel goed; door het contact met landgenoten wordt alles vergemakkelijkt. Maar tegelijkertijd moeten mensen doorgroeien. De middengroepen, die een positie hebben in de maatschappij, moeten de stap durven zetten naar andere plekken in de samenleving. Gelukkig gebeurt dat ook wel steeds meer, maar er is ook een groeiende groep die die aansluiting niet maakt. Dat is zorgelijk.”
Ook de autochtoon moet zijn handen uit de mouwen steken, vindt Sini. „Nederlanders moeten ophouden met andere mensen de put in te praten. Het is van groot belang dat allochtonen een steuntje in de rug ervaren, om de stap naar andere groepen in de samenleving echt te maken.”
De Marokkaanse minister van Islamitische Zaken, Ahmed Toufiq, houdt moed als het gaat over de plek die zijn landgenoten in Nederland zullen krijgen. „Ik heb vertrouwen in de Hollandse programma’s die hiervoor volop draaien”, zei de bewindsman donderdag desgevraagd op een congres in Den Haag over de islam in Nederland. Aanbevelingen geven deed Toufiq niet. „Ik kan en wil voor dit probleem geen adviezen geven. Het is het grote vraagstuk waar Holland nu voor staat. Hoe brengen jullie de groepen allochtonen van de rand naar het centrum van de samenleving? Het is een vraagstuk dat Nederland zelf zal moeten oplossen.”