„Homorelatie in liefde en trouw geoorloofd”
Biedt de Bijbel ruimte aan een duurzame relatie tussen „homoseksueel gerichte mensen in dienende liefde”? Ja, stelt dr. B. Loonstra, christelijk gereformeerd predikant in Emmeloord, in zijn deze week verschenen boekje ”Hij heeft een vriend. Homorelaties in de christelijke gemeente”.
De uitgave is geboren uit „pastorale verlegenheid”, zo schrijft hij. Hoe om te gaan met een gemeentelid dat komt vertellen dat hij, of zij, iemand heeft gevonden van hetzelfde geslacht - en dat vanaf dat moment de zon in hun leven is gaan schijnen? Dat zij samen een leven willen opbouwen in liefde en trouw, analoog aan wat het huwelijk voor heteroseksuelen is? Dat zij nu graag de belijdeniscatechese willen volgen of aan het avondmaal willen (blijven) deelnemen?
Binnen de kerk komen verschillende reacties op deze vraag voor, constateert de predikant, die aangeeft op zoek te zijn naar duidelijkheid. En een voorwaarde voor het scheppen van duidelijkheid is „dat er een klimaat is waarin de problematiek onder ogen wordt gezien.” Zijn boekje (uitg. Boekencentrum, 95 blz.) is bedoeld om „aan het ontstaan van zo’n klimaat bij te dragen en een aanzet tot meer duidelijkheid te geven.”
Mede op grond van Paulus’ woorden „Alles is geoorloofd” -door hem getypeerd als het centrum van Paulus’ ethiek- komt dr. Loonstra tot de conclusie dat „homoseksuele relaties in liefde en trouw” geoorloofd zijn. „Immers, als alles geoorloofd is, is ook homoseksuele gemeenschap geoorloofd. Alleen, niet alles is nuttig en opbouwend, en veel werkt verslavend en vormt een belemmering om te leven in de vrijheid. (…) Wanneer er echter integere homoseksuele relaties kunnen bestaan die exclusief en duurzaam zijn en doortrokken van dienende liefde, dan zouden die ook nuttig kunnen zijn voor beide partners, opbouwend binnen de gemeente, en niet gebaseerd op verslavende begeerte. Daarmee zouden ze beantwoorden aan de bedoeling van Gods geboden. De teksten in Romeinen 1:26-27 en 1 Korinthe 6:10 over homoseksuele praktijken staan dan in een ander verband. Die betreffen homoseksuele praktijken waarin schandelijke, schadelijke en verslavende begeerten worden uitgeleefd.”
Maar, zijn homoseksuelen wel in staat om een bevredigende en stabiele samenwoningsrelatie te onderhouden? is de vraag die de Emmeloordse predikant opwerpt. Zijn antwoord luidt bevestigend. Homorelaties die een „intiem, duurzaam en exclusief karakter” dragen, zijn geen uitzondering, stelt hij.
En aan zulke relaties zou ruimte gegeven moeten worden binnen de gemeente van Christus. „Het evangelie stelt ons in de vrijheid van het nieuwe leven voor Gods aangezicht. In de gebroken schepping mogen homochristenen op een aangepaste en voorlopige manier in een duurzame relatie de zegeningen van Gods Koninkrijk (zoals verzoening, aanvaarding, gemeenschap, liefde, trouw, dienstbaarheid, vergeving, gastvrijheid) ontvangen, beleven en uitdragen.”
Daarbij benadrukt hij wel dat een homorelatie een „noodoplossing” blijft, die „enerzijds veel goeds kan brengen voor beide betrokkenen, maar die anderzijds de vervulling van het huwelijk mist. Een homorelatie is niet gelijkwaardig aan een heterohuwelijk.”
Mag een homorelatie kerkelijk worden bevestigd? Nee, stelt dr. Loonstra. „De homorelatie is namelijk geen instelling van God in de Bijbel. Daarom ontbreekt voor de kerken de basis om homorelaties die voor de overheid als huwelijk gelden in de gemeente van Christus als huwelijk te bevestigen.”
Dat neemt volgens hem echter niet weg „dat de sociale erkenning en de juridische bescherming van een homorelatie van belang zijn. Daarom doen beide betrokkenen er goed aan hun relatie juridisch te laten beschrijven en in de christelijke gemeente voorbede voor hun leefverband te vragen. In de gemeente wordt dan een zegen over hun verbintenis afgesmeekt.”
Kunnen homoparen in aanmerking komen voor adoptie van kinderen? Kijken we naar „het belang van het kind”, dan heeft adoptie door heteroparen de duidelijke voorkeur, schrijft de predikant. Maar: „Stel je voor dat het alternatief is: óf opgroeien in een kindertehuis van de staat in China, waarin het kind liefde tekortkomt, bijna aan zijn lot wordt overgelaten en nooit van het evangelie hoort, óf opgroeien bij een stabiel homopaar in Nederland, waarvan beide partners samen een weg zoeken om Christus te volgen? Voor mij is de keuze dan niet moeilijk.”
Een laatste vraag: Kan een homofiel die een relatie heeft ambtsdrager zijn? Dr. Loonstra: „Dat hangt ervan af of de gemeente dat aankan. Als het niet tot opbouw van de gemeente is, moet ervan worden afgezien.”
De predikant is zich ervan bewust dat zijn boekje mensen in verwarring kan brengen. Zullen zij die „vanuit een homoseksuele gerichtheid vechten om het leven als vrijgezel in seksuele onthouding vol te houden” niet het gevoel krijgen „door mij in de kou te worden gezet?” „Zij voeren hun strijd in de overtuiging dat God dit van hen vraagt. Ik kom tot de conclusie dat God dat niet onder alle omstandigheden van ieder vraagt. Daardoor kunnen zij zich in hun weerbaarheid aangetast voelen en in verwarring worden gebracht. Tegen hen zeg ik: Het gaat niet om mijn mening. Het gaat om de bedoeling van God. Dat is dan ook waar ik op uit ben: te verstaan wat God ons in zijn Woord wil duidelijk maken.”
Dr. Loonstra heeft inmiddels verschillende publicaties op zijn naam staan. In 1994 verscheen van zijn hand het boek ”De geloofwaardigheid van de Bijbel”, dat veel stof deed opwaaien. De heftige kritiek bracht hem tot een nadere bezinning in zijn tweede boek, ”De Bijbel recht doen”. Hierin is de predikant terughoudender, hoewel zijn opvattingen principieel ongewijzigd bleven. Tegelijkertijd liep er een synodale procedure, die resulteerde in een verklaring van zijn kant in het christelijke gereformeerde orgaan De Wekker. Deze kwam nog meer tegemoet aan de critici. In 2000 zag Loonstra’s boek ”Zo goed en zo kwaad. Naar een ethiek van de christelijke gemeente” het licht.
Ook buiten de Christelijke Gereformeerde Kerken riepen zijn boeken vragen op. Nog vorige week lag er op de synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt een revisieverzoek van een aantal gemeenteleden uit Hoogeveen om het besluit van de GKV-synode van Zuidhorn (2002) om de weg naar kerkelijke eenheid met de CGK voort te zetten, uit het midden van de kerken weg te nemen. Als grond voor hun verzoek voerden zij onder meer aan dat de CGK schriftkritiek tolereren, wat volgens hen onder meer blijkt uit het feit dat ze de opvattingen van dr. B. Loonstra niet afwijzen.
Overigens verwierp de synode het revisieverzoek.