„Dreiging in Spanje zwaar onderschat”
De Spaanse regering heeft in de maanden voor de aanslagen van vorig jaar maart in Madrid waarschuwingen van de veiligheidsdiensten over mogelijke terreurdaden door moslimextremisten in de wind geslagen.
Ook misleidde de regering-Aznar bewust de bevolking door in de eerste dagen na de aanslagen de nadruk te leggen op de mogelijke betrokkenheid van de Baskische afscheidingsbeweging ETA, terwijl het onderzoek naar de personen achter de aanslagen al vrijwel direct richting moslimterroristen leidde.
Dat zijn de belangrijkste conclusies van het dinsdag aangeboden rapport van een parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen van 11 maart 2004. Bij de aanslagen kwamen 191 personen om het leven en raakten 1500 mensen gewond. De zestienkoppige commissie produceerde een 300 pagina’s dik rapport, dat gesteund werd door zeven van de acht partijen in het parlement. Alleen de Partido Popular van ex-premier José Maria Aznar onthield zich van stemming.
Het belangrijkste verwijt dat de regering-Aznar wordt gemaakt is dat niet alert is gereageerd op waarschuwingen van de veiligheidsdiensten dat de Spaanse deelname aan operaties in Irak zou kunnen leiden tot aanslagen door moslimextremisten in Spanje.
Een klein halfjaar voor de aanslagen in Madrid maakte de veiligheidsdienst bekend dat er betrouwbare informatie was dat moslims die gelieerd waren aan al-Qaida bezig waren met de voorbereiding van aanslagen. Met die informatie werd echter nauwelijks iets gedaan, stelt het rapport.
Drie dagen na de aanslagen verloor Aznar de verkiezingen. Zijn opvolger José Luis Rodriguez Zapatero maakte vrijwel direct een einde aan de Spaanse aanwezigheid in Irak. Volgens de onderzoekscommissie was Aznar bang de verkiezingen te verliezen als in de dagen voor de verkiezingen bekend zou worden dat niet de ETA, maar islamitische terroristen achter de aanslagen zaten. „Daarbij handelde de premier slechts in het belang van zijn eigen partij en marchandeerde hij met de feiten”, aldus het onderzoeksrapport.
De commissie heeft een jaar aan haar rapport gewerkt. Het resultaat wordt 30 juni voorgelegd aan de voltallige volksvertegenwoordiging. De commissie moest onder meer het gedrag van regering, oppositie en politie onder de loep nemen, voor en na de bomaanslagen.
Het onderzoek is van begin tot einde overschaduwd door politiek geruzie. De conservatieve Volkspartij (PP) van Aznar verzette zich tot en met de laatste zitting tegen de conclusies van de andere partijen.
De enige punten waarover alle partijen het eens konden worden, zijn aanbevelingen om de strijd tegen het terrorisme te versterken en om de slachtoffers en nabestaanden van de aanslagen te helpen.
Overigens staat niet in het rapport dat de aanslagen te voorkomen waren geweest.