Vader en dochter halfjaar na tsunami herenigd
Muhammad Ali zag zijn dochter voor het laatst toen ze op weg ging naar de Atjeese kustplaats Meulaboh, waar ze op bezoek zou gaan bij familie. Toen sloeg de tsunami toe. Ali kon er niet achter komen of zijn dochter de ramp had overleefd en die onzekerheid dreef hem tot wanhoop. Maar dankzij speurwerk van Unicef en de Indonesische kinderbescherming kon hij de 16-jarige Sri Handayani woensdag in zijn armen sluiten.
„Mijn dochter, mijn dochter”, fluisterde een huilende Ali, terwijl hij zijn eveneens huilende dochter stevig vasthield.
Unicef in Indonesië beschikt over de namen van zo’n 1900 kinderen die door de tsunami van hun ouders zijn gescheiden. De meesten van hen zijn ondergebracht bij verre familieleden, maar een stuk of honderd kinderen zijn opgenomen in pleeggezinnen. Unicef doet zijn uiterste best kinderen weer met hun ouders te verenigen, maar slaagt daar volgens woordvoerster Lely Djuhari zelden in.
Sri Handayani vertrok een week voordat de tsunami op 26 december toesloeg naar haar tante in Meulaboh. Toen het water het huis van haar tante binnenkolkte, slaagde ze erin naar buiten te rennen, waar ze echter direct door het water werd meegesleurd. Ze raakte buiten bewustzijn en toen ze weer bijkwam lag ze op de eerste verdieping van een belendend huis. Naast haar lag de vier maanden oude baby van haar tante. Het kind was overleden.
„Ik dacht toen nog dat alleen Meulaboh was aangevallen door de tsunami. Ik wist niet dat mijn dorp in de buurt van Banda Atjeh ook was verwoest. Ik huilde aan één stuk door en ging op zoek naar mijn familie”, vertelt ze.
Van Meulaboh was niet veel meer over en ongeveer een kwart van de 100.000 inwoners was om het leven gekomen.
Ali was toen de tsunami toesloeg op weg naar zijn werk in Banda Atjeh. Toen hij weer thuiskwam trof hij slechts puin aan. Zijn twee jongste zoons, van 6 en 11, vond hij terug. Zij bleken te zijn gered door buren. Maar van zijn vrouw en zijn andere dochter is nog altijd geen spoor gevonden.
Van Sri Handayani hoorde hij niets. Ali en zijn twee zoons werden ondergebracht in een vluchtelingenkamp en Ali stelde alles in het werk om zijn vrouw en twee dochters op te sporen. Ongeveer een maand na de tsunami kwam bij het vluchtelingenkamp een telefoontje binnen van iemand die zei Sri Handayani gezien te hebben. Ali kon echter niets met de tip. Het zou twaalf uur duren om in Meulaboh te komen en Ali moest voor zijn zoons zorgen, wat al de grootste moeite kostte. Hij kon slechts bidden dat zijn dochter inderdaad leefde en dat het goed met haar ging.
Dankzij Unicef en de kinderbescherming kwam hij er uiteindelijk achter dat dit zo was. Het opsporingsteam van de twee organisaties wist Ali te traceren aan de hand van door zijn dochter verstrekte informatie.
Samen liepen ze woensdag het kantoor van de sociale dienst in Banda Atjeh uit, waar ze werden herenigd. „Nu zijn we weer een gezin”, zei Ali met een glimlach op zijn gezicht.