Buitenland

Omkoopaffaire treft Braziliaanse regering

Het nieuwste corruptieschandaal dat de politieke gemoederen in Brazilië verhit, heeft direct al een eerste slachtoffer gemaakt. Eind vorige week zag kabinetschef José Dirceu de Oliveira zich genoodzaakt af te treden om zo president Lula da Silva buiten schot van de verontwaardigde oppositie te houden.

Van onze correspondent
22 June 2005 11:56Gewijzigd op 14 November 2020 02:40

José Dirceu is de spil van een spraakmakende affaire rond het uitkeren van steekpenningen aan parlementsleden. Op deze manier zou de Arbeiderspartij (PT) van president Da Silva de parlementaire steun hebben gekocht van zeker twee, maar mogelijk meer oppositiepartijen.

De zaak kwam aan het rollen door toedoen van een fractieleider die weigerde deel te nemen aan deze praktijken. Afgevaardigde Roberto Jefferson van de Braziliaanse Partij van de Arbeid (PTB) verklaarde tegenover een tijdschrift in Sao Paulo dat hij de nu afgetreden minister Dirceu meermalen heeft geattendeerd op de circulatie van smeergelden in het parlement. „Maar pas nadat ik president Da Silva hierover heb kunnen aanspreken is de zaak iets hoger opgevat”, aldus de PTB-voorman.

Inmiddels verklaarden ook enkele andere politici, onder wie gouverneur Marconi Perillo van de deelstaat Goias, van de wanpraktijken aangifte te hebben gedaan bij Dirceu en president Da Silva. „Ik zou evenwel spoken hebben gezien”, aldus de gouverneur.

Met de omkoping van individuele parlementsleden en zelfs hele partijfracties is een bedrag van een paar miljoen euro gemoeid. De voor de steekpenningen ontvankelijke afgevaardigde kregen in eerste instantie een aanmoedigingspremie van ruim een kwart miljoen euro toegestoken. Vervolgens konden zij bij goed bevonden stemgedrag rekenen op een vaste maandelijkse uitkering van zo’n 10.000 euro aan contanten.

Inmiddels heeft het parlement een enquêtecommissie in het leven geroepen, die de zaak verder in kaart moet brengen. Later deze week zal deze commissie Roberto Jefferson als eerste getuige horen. Eerder verklaarde de afgevaardigde reeds dat met koffertjes toegeruste heren het geld periodiek uitdeelden. „Zij waren afkomstig uit Sao Paulo en haalden het geld daar op bij het hoofdkantoor van de Arbeiderspartij. Over de verdere herkomst van de miljoenen is mij niets bekend”, aldus Jefferson.

De PTB-aanvoerder noemt zichzelf een herboren politicus. Hij was in 1995 betrokken bij een andere geruchtmakende omkopingsaffaire in het parlement waarbij een groot aantal afgevaardigden de regering van toenmalig president Fernando Henrique Cardoso ’tol’ in rekening brachten voor het aanvaarden van wetsvoorstellen. Ook bij die gelegenheid was er een enquêtecommissie die de waarheid boven kreeg.

Tussen de tientallen parlementsleden die zich met dit handeltje in stemmen en zetels hadden ingelaten, viel Roberto Jefferson op doordat hij uitzonderlijk fel van leer trok tegen zijn aanklagers, die hij destijds onder meer van „verraad” beschuldigde. Jefferson ging zelfs zo ver dat hij het parlement formeel maar uiteindelijk tevergeefs verzocht om een succesnummer van de popgroep ”Paralamas do Sucesso” te verbieden, waarin deze de afgevaardigden omschreef als „500 bedriegers met een academische titel.” Voorts is Roberto Jefferson bekend van de Braziliaanse televisie, waar hij jarenlang het succesvolle programma ”Het volk op de televisie” presenteerde. Daarin confronteerde hij overspelige echtgenoten met hun daden en bracht hij ruziënde buren bij elkaar. Het publiek kon beslissen welke van de twistende partijen het gelijk aan zijn zijde had.

Dat Jefferson ondanks al zijn misdragingen in het parlement mocht blijven, is even opvallend als gewoon. Brazilië heeft het niet of nauwelijks straffen van corrupte politici en bestuurders tot een traditie verheven. De lijst van prominenten die hun macht en invloed verzilverden, is lang.

Bovenaan staat de in 1992 heengezonden oud-president Fernando Collor de Mello. Hij ging er met ten minste 1 miljard dollar vandoor, maar na een verblijf van enkele jaren op tropische eilanden in het Caraïbisch gebied en de Indische Oceaan, waar hij ongestoord en volop van zijn buit kon genieten, mocht hij weer gewoon naar zijn land terugkeren. Collor de Mello brengt soms zelfs nog het lef op om als ware hij een wijs staatsman zittende bestuurders ongevraagd van adviezen te voorzien.

Ook PTB-fractieleider Roberto Jefferson doet alsof zijn neus bloedt. „De tijd dat ik mij met dit soort samenzweringen inliet, ligt alweer in een ver verleden. Tegenwoordig weet en doe ik beter”, zo verzekerde de afgevaardigde.

Wat de regering van president Da Silva thans vooral zorgen baart, is dat ook verschillende politici en bestuurders met een schoner verleden dan dat van Jefferson diens aantijgingen beamen. „Tot dusver blijft president Da Silva nog enigszins buiten schot. Maar dat kan elk ogenblik veranderen. Het is een politiek gegeven dat minister José Dirceu bij wijze van spreken nog geen kopje koffie ging drinken zonder hiervan eerst zijn baas op de hoogte te stellen. Het is daarom nu gerechtvaardigd om je af te vragen in hoeverre het staatshoofd op de hoogte was van deze praktijken”, aldus columnist Merval Pereira van het dagblad O Globo uit Rio de Janeiro.

Volgens Pereira kan het gezien de verhoudingen in de hoofdstad Brasilia haast niet zo zijn dat president Da Silva onwetend was van het handelen van zijn belangrijkste minister. „Zoals het nu lijkt, was José Dirceu belast met de coördinatie van de omkopingen in het parlement. En juist daarom heeft hij Roberto Jefferson en de anderen die hem dit meldden lang aan het lijntje gehouden”, zo stelt Merval Pereira.

Voorop staat in elk geval dat deze ontluikende rel er niet had mogen zijn. De linkse Arbeiderspartij en haar lijsttrekker Lula da Silva danken hun glansrijke stembuszege bij de verkiezingen van 2003 juist aan de vermoeidheid van de Braziliaanse kiezers met de haast constante stroom van affaires in Brasilia.

De PT zou daar verandering in brengen. Ook veel kiezers die zich niet konden herkennen in het progressieve gedachtegoed van de Arbeiderspartij, stemden uiteindelijk op Lula da Silva, in de hoop dat deze voormalige machinebankwerker eerlijk en oprecht zou blijken. De PT ging er bovendien van oudsher prat op dat geen van haar bestuurders ooit betrokken raakte bij een corruptieschandaal.

De door president Lula geïsoleerde extreem linkse stromingen binnen de partij zien in deze laatste affaire het ultieme bewijs van hun aloude stelling dat macht corrumpeert. De meer gematigde en thans dominante stromingen binnen de PT stellen dat de affaire best wel meevalt en de handel in stemmen wellicht nodig was om de gewenste sociale hervormingen ongeschonden door het parlement te loodsen. En zo is er altijd wel een uitleg te vinden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer