Onrust in Nigeria stuwt olieprijs verder omhoog
Onzekerheid rond de olieproductie in het instabiele Nigeria drijft de prijs voor een vat ruwe olie naar de grens van 60 dollar. Ook de komende verkiezingsronde in Iran en de vakantiedrukte maken handelaren nerveus. De olie-exporterende landen, verenigd in de OPEC, hebben geen reservecapaciteit meer om het wegvallen van productie op te vangen.
Nigeria, het op zeven na grootste olie-exporterende land ter wereld, krijgt de twijfelachtige eer waarschijnlijk verantwoordelijk te zijn voor het nieuwe prijsrecord. Na informatie over een dreigende aanslag op de Amerikaanse ambassade, sloten de Britten, Amerikanen en Duitsers maandag hun diplomatieke posten in Lagos, de grootste stad van het West-Afrikaanse land.
De onrust in Nigeria stelt de OPEC voor grote problemen. „De organisatie draait namelijk vrijwel op volle capaciteit. Elke dreigende verstoring betekent een stijging van de olieprijs”, aldus analist Marc van der Holst van onderzoeksbureau Iris.
De verstoring van de Afrikaanse olieproductie komt op een bijzonder slecht moment. In de Verenigde Staten en Europa maken vakantiegangers zich op om de zomer elders door te brengen. De piekvraag naar autobrandstoffen en kerosine zorgt traditiegetrouw voor een zomerse prijssprong.
De komende vakantieperiode doet zo de toch al sterk toegenomen Amerikaanse vraag stijgen. Het land verbruikt 45 procent van alle autobrandstof ter wereld. De voortgaande economische groei in de VS en de stormachtige ontwikkeling van China drukken zwaar op de wereldolieproductie. „China importeert veel olie, de OPEC heeft daar een inschattingsfout gemaakt”, zegt Van der Holst.
Maar het opschroeven van de productie van ruwe olie biedt geen direct soelaas. Het knelpunt voor de productie van benzine, kerosine en stookolie is de raffinagecapaciteit. Deze blijft in Europa en de VS ernstig achter bij die in Azië. Door strenge westerse milieuwetgeving zijn er de afgelopen decennia nauwelijks raffinaderijen bij gebouwd.
Omdat de raffinagecapaciteit beperkt is, neemt de vraag naar makkelijk te raffineren lichtere oliesoorten, zoals de Europese Brent en de West Texas Intermediate, sterk toe. Hiervan kunnen raffinaderijen op eenvoudige wijze autobrandstoffen maken.
De tweede verkiezingsronde in Iran aanstaande vrijdag trekt ook een wissel op de oliemarkt. In Iran, na Saudi-Arabië, Rusland en de VS de vierde olieproducent ter wereld, moet de bevolking vrijdag kiezen tussen de gematigde conservatief Ali Akbar Hashemi Rafsanjani en de ”hardliner” Mahmoud Ahmadinejad. Een keuze voor Ahmadinejad zou de betrekkingen met het buitenland, en dus ook de olie-export, kunnen schaden.
De nu bijna bereikte prijs van ruim 60 dollar per vat (159 liter) is geen historisch record. In 1981 werd er, gecorrigeerd voor inflatie, meer betaald voor een vat ruwe olie. Na de tweede oliecrisis, een gevolg van de islamitische revolutie in Iran, steeg de olieprijs in dat jaar naar omgerekend 75,44 dollar, zo heeft het Amerikaanse ministerie van Energie becijferd.
Vorig jaar voorspelde de Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs, die grote belangen in de oliesector heeft, een prijsstijging tot boven de 100 dollar per vat. Analisten lijkt het onwaarschijnlijk dat de olieprijs lang boven de 100 dollar blijft, als dat niveau al gehaald wordt. De president van het Amerikaanse stelsel van centrale banken, Alan Greenspan, zei eerder dat een olieprijs boven de 75 dollar pas zorgelijk zou zijn.