Rechtbank Sudan weinig geloofwaardig
De Sudanese overheid opende deze week een speciale rechtbank voor het berechten van oorlogsmisdadigers in Darfur. Als niet heel snel blijkt dat Sudan hier daadwerkelijk op toeziet, moet de internationale gemeenschap het land dwingen mee te werken aan het Internationaal Strafhof in Den Haag, stelt Hans Brüning.
In de wijk Soba Arabi, even buiten Khartoem, vielen op 18 mei tijdens gevechten tussen de bewoners en de Sudanese politie 38 doden. De bijna 50.000 inwoners probeerden een gedwongen verhuizing te voorkomen. Sinds 9 januari, de dag van de ondertekening van het Noord-Zuidvredesakkoord in Sudan, zijn er al verschillende kampen en dorpen in Sudan met de grond gelijkgemaakt. De afgelopen twee jaar zijn er alleen al in de provincie Darfur meer dan 180.000 mensen omgekomen als gevolg van de oorlog en zijn 2 miljoen mensen op de vlucht geslagen.
In Noord-Sudan worden steeds vaker vluchtelingenkampen platgewalst en onschuldige burgers gedeporteerd door de Sudanese overheid. Vorige week besloot diezelfde overheid een speciale rechtbank op te richten om oorlogsmisdadigers die verantwoordelijk zijn voor de gruwelijke mensenrechtenschendingen in de westelijke regio Darfur te berechten. Het is op zijn minst verwonderlijk dat een partij die zich schuldig maakt aan wantoestanden zoals het platwalsen van vluchtelingenkampen en gedwongen deportatie, zelf recht wil gaan spreken over oorlogsmisdaden.
De rol van de VN in het Sudanese conflict is een lastige. Ondanks de diplomatieke pogingen van Jan Pronk, speciaal afgezant van de Verenigde Naties voor de Sudanese conflicten, hebben de VN met lede ogen toegezien hoe onschuldige burgers verjaagd of vermoord werden. Jan Pronk was „deeply concerned by the reports of Soba Aradi”, maar meer dan dat zeggen, kon hij niet doen. De VN hebben slechts een beperkt mandaat om de veiligheid van de Sudanese burgers te garanderen en kampen met een Sudanese regering die voortdurend dreigt met uitzetting. In het geval van Soba Arabi moesten de VN via diplomatieke weg zien te voorkomen dat een VN-medewerker die een kritisch rapport over deze zaak liet ventileren, zou worden uitgezet.
De Veiligheidsraad van de VN besloot de mensenrechtenschendingen in Darfur aan het Internationaal Strafhof in Den Haag voor te leggen, zodat vervolging van misdadigers mogelijk is. De Sudanese regering heeft echter meermalen aangegeven dat elke medewerking wordt geweigerd en geen enkele Sudanees aan het strafhof zal worden uitgeleverd. Om de internationale gemeenschap te tonen dat Sudan van goede wil is, opende het land vorige week een speciale rechtbank voor het vervolgen van mensenrechtenschenders.
Druk
Echter, het blijft een grote vraag in hoeverre de Sudanese overheid haar voornemens kan waarmaken. De overheid heeft immers zelf een belangrijk aandeel in de mensenrechtenschendingen in het land, of het nu gaat om schendingen in woonwijken zoals Soba Arabi of in de regio Darfur.
Nederland is een van de grootste donorlanden van Sudan, wat maakt dat het het voortouw kan nemen in het verbinden van voorwaarden aan de steun voor de wederopbouw van het land. Dat zou in de eerste plaats de eis moeten zijn dat Sudan serieus werk maakt van het berechten van zijn oorlogsmisdadigers. Als Sudan dit niet doet, moet de internationale gemeenschap de druk op het Sudanese regime verhogen om mee te werken aan het Darfur-proces van het Internationaal Strafhof. Nederland en andere belangrijke donors, zoals het Verenigd Koninkrijk en Zweden, kunnen met hun wijze van geld besteden invloed uitoefenen op de verregaande straffeloosheid in Sudan. Sudanese burgers hebben, net zoals burgers elders ter wereld, recht op bescherming.
De auteur is directeur internationale projecten bij ICCO, een interkerkelijke organisatie voor ontwikkelingssamenwerking.