Monument voor moeflons en Van Goghs
Titel:
”De Hoge Veluwe. Natuur en kunst”
Auteur: Henk Beukhof e.a.
Uitgeverij: Waanders, Zwolle/Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe, 2005
ISBN 90 40090327
Pagina’s: 204
Prijs: € 34,95. Geldzorgen luidden de stichting van Het Nationale Park De Hoge Veluwe in. Zeventig jaar na dato neemt een lijvig boek zowel de erfenis van het echtpaar Kröller-Müller als het beheer daarvan uitvoerig onder de loep. Hier en daar ontbreken aardige details.
Op de hellingen van de Franse Berg -midden in het park- ligt het tweetal begraven. Zij was Nederlands grootste particuliere verzamelaar van moderne kunst, hij een grootindustrieel die begin 1900 het plan opvatte op de Veluwe een particulier landgoed te realiseren. Tegen de idee kwamen vooral lokale keuterboeren in het geweer, want deze kaste van arme sloebers zag zijn gebruiksrecht van de gronden verloren gaan. Ze haalden inderdaad bakzeil. Op het grondgebied van de gemeente Ede ligt nu volgens premier Balkenende een levend monument. Hij rekent de „groene schatkamer” tot de allermooiste plekjes van het land.
Anton Kröller was niet direct geïnteresseerd in verheffing van deze armen of bosexploitatie; hij wilde een aaneengesloten jachtgebied waarin beesten voldoende te eten hadden. Geld was geen probleem, want zijn scheepvaart- en handelsbedrijf Wm H. Müller & Co verdiende in de Eerste Wereldoorlog, de tijd van de oorlogswinsten, schatten. In 1909 kwam het 1200 hectare grote landgoed Hoenderloo in zijn handen, waar de Rotterdamse ondernemer al snel kleinere gebieden aan toevoegde. De nieuwe eigenaar slaagde er ondertussen in de aanleg van een openbare (grind)weg dwars door zijn terrein te verijdelen, kocht alle pachters uit en liet hun huizen afbreken. Om vreemd volk te weren en uitgezet wild niet kwijt te raken, werd het 6800 hectare grote landgoed geheel omrasterd en zo onttrokken aan de gemeenschap.
Oorspronkelijk leefden er wat edelherten en een enkel wild zwijn in dit (zuidelijke) deel van de Veluwe. Kröller vulde de stand aan met van elders afkomstige dieren, waaronder soorten die helemaal niet in Nederland thuishoorden. Zo sprongen er op een gegeven moment kangoeroes rond (en over het hoge hek) en kreeg hij een twaalftal ”mouflons” van een Luxemburgse kennis cadeau. De nazaten van deze bergschapen uit Corsica en Sardinië -die dit najaar naar elders op de Veluwe worden verbannen!- prijken op de omslag van ”De Hoge Veluwe. Natuur en kunst”, het eerste boek dat sinds twintig jaar over het park is verschenen. De vraag rijst overigens waarom deze fraaie uitgave niet tot het 75-jarig bestaan in 2010 had kunnen wachten.
Ikgericht
Het beheer van zowel dierlijke als plantaardige exoten (bijvoorbeeld niet-inheemse boomsoorten) blijkt vandaag de dag niet het heikelste punt. De directie ligt meer onder vuur vanwege opvattingen over de jacht. Ze acht het laten liggen van kadavers in strijd met de publieksfunctie van het park en vindt de introductie van wolven en lynxen niet realistisch. Daarom krijgen jaarlijks gemiddeld 350 edelherten, wilde zwijnen, moeflons en reeën „op een zeer gedisciplineerde wijze” de kogel, waarbij iedere liefhebber de mogelijkheid krijgt het vakkundig geschoten wildbraad te kopen. Extra inkomsten voor het park, dat niet gesubsidieerd wordt en het moet hebben van betalende recreanten.
Voor Kröller betekende recreëren overigens vooral jagen. Met geestverwanten uit de zakelijke, culturele en politieke elite. Zijn echtgenote Helene, geen gemakkelijke dame, richtte haar aandacht meer op kunst. Aanvankelijk was die belangstelling behoorlijk ikgericht, maar kunsthistoricus Elsbeth Veldpape schrijft dat de chique koopmansvrouw na een ernstig ziekbed in 1911 haar verzamelbeleid veranderde. Vanaf dat moment kocht ze niet langer schilderijen, tekeningen, grafiek en beelden alleen voor zichzelf, maar stelde ze een collectie samen ”voor de gemeenschap”. Het werk van Van Gogh fascineerde haar zozeer dat het Kröller-Müller Museum vandaag de dag de trotse beheerder is van maar liefst 278 schilderijen en tekeningen van deze kunstenaar.
Het had nogal wat voeten in de aarde voordat het museum kon worden gerealiseerd. Het lijkt erop dat Anton Kröller (zonder de consequenties daarvan ten volle te overzien) heeft toegegeven aan een soort sterfbedwens van zijn eega om de door haar vergaarde schat onder te brengen in een ”museumhuis”. Maar in 1920 verrees eerst het Jachthuis St. Hubertus. Met dit raadselachtige bouwwerk uit Berlages oeuvre wilde de man als een van de vooraanstaande captains of industry voor de dag komen en moest Helene haar idealistische ambitie nog even koesteren. Het werk ging voor het meisje, ook bij de Kröllers.
Crisis
Ondertussen wist de Belgische architect Henry van de Velde -tijdens een picknick op het landgoed- mevrouw ervan te overtuigen dat haar droom bij de Franse Berg gebouwd moest worden. Nog voordat er gedetailleerde tekeningen waren gemaakt, laat staan een aanbesteding of een prijsopgave voor de ruwbouw, werden in februari 1921 alvast de betonnen keermuren voor de terrassen en het voorplein aangelegd. Ook werden enkele duizenden kubieke meters zandsteen uit het Duitse Maulbronn voor de buitengevel besteld. Voor de aanvoer daarvan werd een smalspoorlijntje naar Wolfheze aangelegd. Het was alsof Helene vond dat er lang genoeg was gedraald. De realisatie van het pand, waarvoor Van der Velde maar liefst 1500 tekeningen maakte, zou 7 miljoen gulden hebben gekost, naar huidige maatstaven bijna 80 miljoen euro.
De werkzaamheden moesten in 1922 stilgelegd worden, want een stevige economische crisis had de firma op de rand van de afgrond gebracht. Maar Helene bleef geloven in de mogelijkheid dat het museum er ooit zou komen. Op 13 juli 1938, een jaar voor haar dood, werd een veel bescheidener ”provisorisch museum” geopend. Het introverte baksteengebouw mist de relatie met de omgeving, maar kreeg wel op uitdrukkelijke wens van de opdrachtgeefster een schuilkelder voor haar collectie. Hitler werd immers een steeds grotere dreiging voor Europa.
Tien jaar daarvoor had het echtpaar de kapitale kunstverzameling al veiliggesteld in de Kröller-Müller Stichting, die in 1935 „om niet” aan het Rijk was overgedragen. Pogingen van meneer om zijn domein aan de staat verkopen hadden aanvankelijk weinig succes. Volgens hem zouden noodlijdende boomkwekers uit Boskoop er hun producten kunnen tonen om hun verkopen te stimuleren; een soort Keukenhof, maar dan voor bomen en heesters. De regering-Colijn voelde daar weinig voor. Vanwege de bezuinigingen bood de begroting geen ruimte om de miljoenen guldens op tafel te leggen. Het idee het jachtgebied voor 800.000 gulden bij de Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe onder te brengen, bleek uiteindelijk dé oplossing. Op 26 april 1935 was het zover. Om de noodzakelijke uitgaven te bestrijden, besloot het bestuur het terrein tegen betaling open te stellen voor het publiek. De entree bedroeg toen een kwartje en de ANWB zorgde voor de bewegwijzering.
Korhoenders
Bij de Franse Berg, waar betonnen keermuren en andere restanten van Helenes grote droom terug te vinden zijn, bevindt zich ook de uit Maulbronner zandsteen vervaardigde grafkelder van de Kröllers. ”Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren”, luidt de tekst op zijn zerk, terwijl zij met ”Ik geloof aan het volmaakte van al het gebeuren” nog de aandacht op zich vestigt. De 70-jarige Helene had testamentair laten vastleggen dat de tuinman een jaar lang iedere dag verse bloemen en groene takken van een douglasspar op haar graf moest leggen. Een dergelijk detail ontbreekt in het jubileumboek, maar geeft wel een beeld van een in sociale normen ingekapselde ziel. Zou Kröllers persoonlijke archief niet vernietigd zijn, dan waren er ongetwijfeld meer van dergelijke saillante zaken aan het licht zijn gekomen.
De naam van Albertus Bernard Wigman wordt slechts eenmaal genoemd, waarbij niet concreet wordt vermeld dat de bekende publicist als pr-man van het park ervoor zorgde dat veel vijftigers met het boek ”Zo leeft de Hoge Veluwe” opgroeiden. In dit plaatjesalbum van de margarinefabrikant Rama, waarvoor Rien Poortvliet zijn kunsten vertoonde, wijdt Wigman niet alleen zes pagina’s aan het ”muffelwild”, de moeflons, maar komen ook de korhoenders voor het voetlicht. Het voornemen van de huidige beheerders om in de nabije toekomst in gevangenschap gefokte exemplaren opnieuw in het park los te laten, oogstte kritiek. Anton Kröller zou zich daaraan wellicht niet gestoord hebben.