OESO kritisch over landbouwsubsidies
De rijkste landen in de wereld hebben de afgelopen twintig jaar nauwelijks vooruitgang geboekt in het verminderen van handelsverstorende landbouwsubsidies.
In de Verenigde Staten nam de steun aan boeren vorig jaar zelfs toe. De totale steun steeg vorig jaar met 9 procent naar 279,5 miljard dollar (225,7 miljard euro). Dat blijkt uit een studie die dinsdag naar buiten is gebracht door de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. De in Parijs gevestigde OESO is een denktank van dertig industrielanden en houdt zich met economische vraagstukken bezig.
Volgens de OESO hebben de rijke landen zich de afgelopen jaren weliswaar beziggehouden met hervormingen van de subsidies, maar die concentreren zich vooral op de manier waaróp ze worden verstrekt. Zo komt het accent in Europa meer te liggen om inkomenssteun, terwijl de subsidies daarvoor gerelateerd waren aan de productie. De omvang van de steun blijft intussen groot, aldus de OESO. De afgelopen drie jaar had 74 procent van de subsidies een handelsverstorend effect. In de periode 1986-1988 was dat percentage 91.
Het rapport van de OESO komt op een politiek gevoelig moment. Afgelopen weekeinde liepen de onderhandelingen over de Europese begroting stuk door onder meer onenigheid over de landbouwsubsidies. Verder lopen binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) moeizame onderhandelingen over een vrijere wereldhandel. Daarin vormen de westerse landbouwsubsidies tot nu toe het grootste struikelblok.
Hoewel in WTO-verband de EU en de VS de belangrijkste westerse spelers zijn, komen zij in de topvijf van subsidieverstrekkers niet voor. In percentages gemeten geven IJsland, Noorwegen, Zwitserland, Japan en Zuid-Korea nog meer steun aan hun boeren. Zo bestaat 69 procent van het inkomen van IJslandse boeren uit subsidies. In de EU is dat 36 procent. Onder aan de ladder staan Australië en Nieuw-Zeeland, waar nog geen 5 procent van het inkomen van boeren uit steun is opgebouwd.
De OESO verwacht dat de concurrentie in de landbouw de komende tien jaar wel zal toenemen, zowel in ontwikkelde landen als in ontwikkelingslanden. Door de toenemende concurrentie en een hogere arbeidsproductiviteit zullen de prijzen voor producten als graan en tarwe omlaag gaan.
Een meerderheid in de Tweede Kamer van PvdA, VVD en GroenLinks vindt dat de EU bereid moet zijn haar steun aan de Europese landbouw versneld af te bouwen om de onderhandelingen binnen de WTO te laten slagen. „Om überhaupt een akkoord in de WTO mogelijk te maken, moet het Europese landbouwbeleid verder worden hervormd”, zegt Tweede-Kamerlid Douma van de PvdA. Samen met de VVD-fractie heeft hij hiervoor een motie ingediend bij staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken.
De VVD legt de motie echter minder rigoureus uit. Kamerlid Hamming vindt dat de onderhandelingen in de WTO over vrijhandel niet mogen struikelen over de hervormingen in het Europese landbouwbeleid. Zij wil hiervoor „extra druk” leggen op de schouders van Van Gennip. Wel stelt zij dat de vorige WTO-ronde in het Mexicaanse Cancun mislukte door het vasthouden van de verschillende landen aan hun landbouwsubsidies.
Volgens Van Gennip heeft uitvoering van de motie „verstrekkende gevolgen.” Zij wil het verzoek van de Tweede Kamer eerst in het kabinet bespreken. Op verzoek van kamerlid Douma van de PvdA wordt echter volgende week dinsdag al over de motie gestemd.