SGP en prostitutie
De beschuldiging van discriminatie wordt vaak gemakkelijk geuit. Mensen voelen zich gauw gediscrimineerd. Zo blijkt uit onderzoek dat een kleine 2 miljoen Nederlanders een bepaalde vorm van discriminatie hebben ervaren. Of ze daarmee een zaak hadden die ook in juridisch opzicht hard te maken was, is echter een andere vraag.Slechts een klein deel van hen dient werkelijk een klacht in. Dat is in zekere zin maar gelukkig ook. Anders zouden de rechterlijke macht en het apparaat van de Commissie Gelijke Behandeling helemaal overbelast raken.
Dinsdagmorgen bracht de commissie haar evaluatierapport uit over de afgelopen vijf jaar. Daaruit blijkt dat de uitspraken van de commissie (die strikt juridisch gezien niet bindend zijn) steeds meer worden opgevolgd. En wanneer dat niet gebeurt en er een rechtszaak van komt, is de rechter vaker geneigd het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling te volgen.
Dat maakt wel duidelijk dat deze commissie een niet onbelangrijke plaats heeft in ons rechtssysteem, zoals ook het begrip discriminatie daarin een belangrijke plaats inneemt. In de politiek is eveneens de tendens aanwezig om het non-discriminatieartikel waarmee onze grondwet begint, een centrale positie toe te kennen in het geheel van de grondrechten.
Nu is discriminatie een begrip waaronder men veel zaken kan rangschikken. Wij zijn natuurlijk niet voor discriminatie, dat wil zeggen: voor een ongelijke behandeling van in wezen gelijke gevallen. Niet alles wat in onze maatschappij echter als zodanig wordt aangeduid, draagt die naam met recht.
Dat is geen wonder. De concrete invulling van het discriminatiebegrip hangt samen met een bepaalde visie op mens en maatschappij. Die hangt samen met bepaalde normen en waarden.
Zien we homoseksualiteit als een normale variant waar niets mis mee is, of als zondig? Zien we verschil tussen de rol van man en vrouw? Staat het huwelijk op één lijn met ongehuwd samenwonen, of is dat toch van een andere orde?
Naarmate onze maatschappij meer en meer antichristelijk wordt, valt te vrezen dat er steeds minder begrip zal bestaan voor de bijbelse grondlijnen. Dat heeft ook consequenties voor allerlei christelijke organisaties en verbanden. In hoeverre mag men in eigen kring nog openlijk leven naar de normen van Gods Woord, of moet men soms gebruikmaken van camouflagetechnieken?
Overigens moeten we daarbij niet uit het oog verliezen dat antidiscriminatiewetgeving ook een bescherming kan bieden voor mensen uit de gereformeerde gezindte die vanwege hun geloofsovertuiging in de knel dreigen te komen. Daar zijn verschillende uitspraken van de Commissie Gelijke Behandeling voor aan te halen.
Maar over het geheel genomen overwegen de nadelen. Niet voor niets is destijds in orthodox-christelijke kring fel geageerd tegen de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).
Een uitbreiding van die wet tot interne verenigingsaangelegenheden of kerkelijke zaken zet de verhoudingen nog veel meer op scherp. Nu zal de toelating van de vrouw tot de kerkelijke ambten voorlopig nog wel niet afgedwongen worden. Dan zou men immers in botsing komen met de Rooms-Katholieke Kerk. De SGP ligt echter veel meer onder vuur. Is het niet via de AWGB, dan wel langs andere juridische wegen.
Mensen die verder geen enkele belangstelling voor de SGP hebben en geen enkele affiniteit met het gedachtegoed van deze partij, vinden het kennelijk een onverdraaglijke gedachte dat zij vrouwen van haar kandidatenlijsten weert. Prostitutie is inmiddels gelegaliseerd in Nederland, maar de opstelling van de SGP kan in hun ogen niet getolereerd worden. Die ziet men kennelijk als een groter schandaal.