Christelijke zorg heeft eenheid nodig
Al geruime tijd werkt de overheid aan verandering van het zorgstelsel. Dr. Jan van der Wal
pleit voor meer samenwerking tussen christelijke zorginstellingen om de krachten te bundelen. Een indrukwekkend pakket van nieuwe wetten is of wordt de komende tijd ingevoerd. De noodzaak daarvan is duidelijk. Door het toenemend aantal ouderen neemt de behoefte aan zorg toe, terwijl door het relatief afnemend aantal jongeren de draagkracht om die zorg zowel financieel als personeel mogelijk te maken kleiner wordt.
Kenmerkend voor de nieuwe wetgeving is onder andere dat de centrale overheid in bepaalde opzichten de verantwoordelijkheden meer bij burger, lagere overheden, zorgaanbieders en zorgverzekeraars legt. Met elkaar moeten ze zorgen voor verdeling van de schaarse middelen en een zo goed mogelijke kwaliteit.
Dienstbetoon
Partijen in het veld bereiden zich op de veranderingen voor, vooral door de krachten te bundelen. Daardoor kunnen kosten worden gedrukt, de kwaliteit bevorderd en de positie versterkt.
In dit krachtenveld neemt de christelijke zorg (waarmee ik de zorg bedoel die zich wil baseren op de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord) een relatief marginale positie is. Hoe kan deze verantwoordelijkheid nemen om tijdig op de geschetste ontwikkelingen te anticiperen? Dan moeten we wel weten waar we ons vertrekpunt kiezen. Dat ligt niet allereerst bij een oriëntatie op de geschetste ontwikkelingen en eigen voorkeuren, maar bij een bezinning op de bronnen van christelijke hulpverlening.
Bron en norm voor christelijk dienstbetoon is Christus Zelf. Gekomen als Eén Die dient, toonde Hij hoe dat dienstbetoon verbonden is met en in dienst staat van de verkondiging. Ik noem slechts de prachtige geschiedenis van de verlamde die door zijn vrienden aan Jezus’ voeten wordt neergelaten. Het eerste wat Hij zegt, is: „Zoon, uw zonden zijn vergeven.” Daarin komen Zijn zending en macht openbaar. „Doch”, zegt Hij verder, „opdat gij moogt weten dat de Zoon des mensen macht heeft, om de zonden op de aarde te vergeven (zeide Hij tot de geraakte): Ik zeg u: Sta op, neem uw beddeken op; en ga heen naar uw huis.”
Energie
Het bovenstaande betekent niet dat er geen ruimte zou zijn voor christelijke, professionele instellingen. Integendeel, we mogen de gaven die we van God hebben ontvangen, gebruiken en ontplooien. Wel staan we voor de opdracht de professionalisering op christelijke wijze gestalte te geven. Bijbelse kernbegrippen als dienst, naastenliefde, bewogenheid, gerechtigheid, schuld, vergeving en barmhartigheid verdienen het om ons daarop blijvend te bezinnen. Niet alleen voor onze grondhouding, maar ook voor de concrete benadering van mensen in nood.
Hoewel er reden en ruimte is voor verscheidenheid tussen de kerk en haar boodschap en christelijke hulpverlening, is er wezenlijk sprake van eenheid. Prediking, pastoraat en christelijke hulpverlening behoren bij elkaar en moeten elkaar juist in onze tijd vasthouden om samen taal en teken te zijn van heil en heling in Jezus Christus.
Wie zich hierdoor laat leiden, legt de juiste accenten en stelt de goede prioriteiten. Alle middelen die de Heere ons geeft, zullen worden aangewend om christelijke hulpverlening te bieden aan kerk en samenleving. Eigen- en groepsbelang zullen dan niet de boventoon voeren.
Dat we met het oog op de grote nood in kerk en wereld en de komende ontwikkelingen de ontvangen mogelijkheden bundelen, behoeft nu geen betoog meer. Als de wereld dat al doet, zullen christelijke kerken en organisaties dat dan nalaten? Hoewel de ontkenning in de vraag ligt opgesloten, geeft de praktijk daarvan helaas nog weinig blijk.
Zeker, er zijn veel voorbeelden te geven van interkerkelijke samenwerking in de zorg. Die bewijzen ook overtuigend hun nut. Maar wie geen vreemde is in de historie van christelijke instellingen, weet dat de energie die wordt gestoken in praten over samenwerking omgekeerd evenredig is met het resultaat dat dit oplevert.
Aanvaarding
Dit zal drastisch anders moeten. Twee ’onmogelijke’ hobbels moeten daarbij worden genomen. Ik doel dan op het loslaten van een exclusieve focus op de eigen (kerkelijke) groep om mee samen te werken, alsmede eenzelfde type gerichtheid op de eigen (kerkelijke) doelgroep om hulp te bieden. Denk aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Daarbij komt dat samenwerking en uitbreiding van de doelgroep ook nog eens vitaal zijn om als christelijke instellingen in een gemoderniseerd zorgstelsel te kunnen blijven functioneren.
Nu ben ik niet van het type ”niet kijken naar wat ons scheidt, maar naar wat ons bindt”. Beide moeten we onder ogen blijven zien en daarover het gesprek aangaan. En dat mag best een stevig gesprek zijn, als er maar wel de aanvaarding is van elkaar op basis van de aanvaarding van Gods Woord.
De tweede opmerking is dat samenwerking heel goed mogelijk is met behoud van eigen identiteit en recht doen aan de onderscheiden behoeften binnen onderscheiden doelgroepen in kerk en wereld. Waar wil en liefde zijn, zal dat ook creativiteit opleveren om praktische oplossingen in dat opzicht te vinden.
De auteur is voorzitter van de Raad van Bestuur van Eleos.