VS: Dagen van Mladic zijn geteld
De Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken, Nicholas Burns, heeft donderdag in Belgrado gezegd er vertrouwen in te hebben dat de Servische autoriteiten de gezochte ex-generaal Ratko Mladic spoedig traceren en uitleveren aan het Joegoslavië-tribunaal. Bijna tien jaar na de massamoorden in Srebrenica zou kennelijk alsnog het net sluiten rond Mladic, destijds de bevelhebber van Bosnische Serviërs.
Over de woon- en verblijfplaats van deze ex-generaal, die in 1942 in Joegoslavisch-Bosnië werd geboren, is weinig bekend. Maar politiek zou zijn aanhouding voor de regering in Belgrado nu veel makkelijker zijn dankzij een videoband waarop een executie van moslims in 1995 bij Sarajevo is te zien.
Aanklager Nice van het Joegoslavië-tribunaal lanceerde op 1 juni de pas opgedoken opnames in zijn zaak tegen de voormalige Servische en Joegoslavische leider Milosevic. Het verband tussen de videobeelden en deze beklaagde is nog ver te zoeken, maar ze kunnen in een geschokt Servië voor een omslag van de publieke opinie zorgen. Dat zou van oorlogsheld Mladic een misdadiger maken die Servië enkel een blok aan het been is. De internationale economische en politieke druk op Belgrado om hem op te sporen en uit te leveren is groot.
De Amerikaanse onderminister Nicholas Burns was donderdag zo optimistisch over de kansen op Mladic’ spoedige arrestatie, dat hij tijdens zijn bezoek aan Belgrado 10 miljoen dollar (circa 8 miljoen euro) hulp voor Servië en Montenegro vrijgaf en verklaarde: „Wij hebben er vertrouwen in dat de dagen van Mladic in vrijheid zijn geteld.” Burns zei na gesprekken met de Servische president Tadic en premier Kostunica dat hij de indruk heeft dat de Servische regering Mladic serieus poogt aan te houden of hem tot overgave probeert te bewegen.
Mladic werd wel eens in Belgrado gesignaleerd, maar hij verdween spoorloos toen ex-president Milosevic in 2001 werd opgepakt en aan het Joegoslavië-tribunaal werd uitgeleverd. Berichten in Servische media dat de regering nu met een ernstig zieke Mladic over diens overgave onderhandelt, onder andere via figuren van de Russische geheime dienst, zijn door Belgrado donderdag ontkend.
Mladic werd in 1992 de bevelhebber van de strijdkrachten van de Serviërs in Bosnië-Herzegovina, die beslist niet wilden horen bij het onafhankelijk verklaarde islamitische Bosnië. De ultranationalistische Bosnisch-Servische leiding besloot zo veel mogelijk Bosnië voor zichzelf te claimen en de Kroaten en moslims waar mogelijk te verdrijven. Tijdens de oorlog werden er op en rond 11 juli 1995 bij Srebrenica naar schatting meer dan 7000 moslimmannen afgeslacht nadat Mladic die plaats had ingenomen. Hij wordt door het internationale Joegoslavië-tribunaal in Den Haag sinds 11 juli 1996 ook beschuldigd van volkerenmoord, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden.
Zeker de helft van de Serviërs meent dat deze beschuldigingen schromelijke overdrijvingen zijn van weliswaar tragische gebeurternissen in de afscheidingsoorlog. Donderdag nog hingen onbekenden affiches op in de Bosnisch-Servische hoofdstad Banja Luka waarop stond dat er helemaal geen volkerenmoord is gepleegd door de Bosnische Serviërs. De poster toonde ook de portretten van Mladic en de politiek leider van destijds, de nog steeds voortvluchtige Radovan Karadzic.
Voor volkerenmoord moet in principe de uitroeiing van een bevolkingsgroep worden beoogd, ongeacht leeftijd of geslacht. Bij Srebrenica werden enkel mannen en jongens vermoord. Het Joegoslavië-tribunaal heeft echter in 2004 bekrachtigd dat er bij Srebrenica sprake was van genocide (volkerenmoord).
De aanklagers van het tribunaal willen aantonen dat de etnische zuiveringen zoals die van Srebrenica met voorbedachten rade zijn gepleegd onder verantwoordelijkheid van de politieke leiders in niet alleen Servisch-Bosnië of Servisch-Kroatië, maar ook die in Belgrado, waar Milosevic de scepter zwaaide. De aanklagers hebben volgens waarnemers wel erg veel hooi op hun vork genomen door deze criminele samenzwering tot hoofdschotel van hun aanklachten te maken. Maar wanneer de Serviërs zich uiteindelijk afkeren van hun ’helden’ uit de afscheidingsoorlogen, kan de bewijsvoering sterker worden.