Nieuw zorgstelsel
Een nieuw tijdperk is aangebroken in de gezondheidszorg. De Eerste Kamer is akkoord met de hoofdlijnen van de stelselwijziging. Al vele jaren kampt Nederland met problemen in de zorg. Aan de vraagkant zijn de problemen bekend. Zo moeten patiënten maandenlang op een behandeling wachten en rijzen de premies voor ziektekostenverzekeringen de pan uit. Ook aan de aanbodkant zijn er knelpunten te over. Denk aan personeelstekorten en hoge werkdruk.Het grootste probleem in de zorg is de bureaucratie. Het invoeren van meer marktwerking en deregulering zou een oplossing kunnen bieden. In de jaren tachtig debatteerde de politiek uitvoerig over een structuurverandering. De noodzaak tot ingrijpen genoot een vrij breed gedragen instemming. Maar verandering bleef uit.
Oorzaak was de huivering van de overheid om de greep op de ontwikkelingen in de gezondheidszorg te verliezen. Bovendien bestond er grote terughoudendheid ten aanzien van marktwerking. Het ultieme dreigement voor tegenstanders ervan is het opdoemen van „Amerikaanse toestanden” in de polder. Het terugtreden van de overheid zou namelijk onherroepelijk een schrijnende kloof in de zorg tot gevolg hebben. Alleen welgestelden zouden zich nog afdoende medische zorg kunnen veroorloven.
Sinds de discussie in de jaren tachtig heeft zich een omslag in het denken voltrokken. De vanzelfsprekendheid van het wantrouwen tegenover marktwerking is verdwenen. Daar is alleen al aanleiding toe omdat de overheid er kennelijk niet in is geslaagd het zelf veel beter te doen.
Het nieuwe zorgstelsel voorziet dan ook in een zekere vorm van marktwerking. Een centrale rol is weggelegd voor de zorgverzekeraars. Zij gaan met elkaar concurreren, onder andere door het inkopen van zorg. Ook onderhandelen zij met behandelaars en ziekenhuizen over prijzen en kwaliteit.
Een van de opvallendste kenmerken van het nieuwe stelsel is het invoeren van een basisverzekering, een streven met een voorgeschiedenis van ruim dertig jaar. De overheid bepaalt de inhoud van het pakket van de opvolger van het ziekenfonds en de particuliere verzekering. Om te voorkomen dat mensen tussen wal en schip geraken, rust op de verzekeraars een acceptatieplicht.
Een andere sociale waarborg is dat de vaste premie voor iedereen wordt verzacht door een tegemoetkoming voor degenen die de premie niet kunnen opbrengen. De zogenoemde zorgtoeslag, die precieze invulling krijgt in de begroting 2006, maakt de nettopremie in feite inkomensafhankelijk.
Positief te waarderen valt verder de aandacht van Hoogervorst voor principiële aspecten die met de verzekering samenhangen. De ongeveer 4000 gemoedsbezwaarden krijgen een mogelijkheid van vrijstelling. Hun premies, die zij verplicht blijven afdragen, komen nu in een spaarpotje voor zorgkosten. Bovendien is voortzetting van pro-lifepolissen mogelijk.
Een van de grootste angsten is echter dat zorgverzekeraars zich overwegend laten leiden door kostenoverwegingen en zich weinig aan de kwaliteit zullen laten gelegen liggen. Dat financiële afwegingen duidelijker in beeld zullen komen, ligt in de lijn van de verwachtingen. Het hoeft niet per definitie tot een lagere kwaliteit te leiden.
Wel krijgt het nieuwe zorgstelsel gestalte tegen de achtergrond van nog steeds een enorm reservoir aan regelgeving. De prangende vraag is of het toedienen van een dosis marktwerking kan zorgen voor herstel van het stelsel.
Minister Hoogervorst (Volksgezondheid) heeft toegezegd dat er bij de invoering per 1 januari geen chaos zal ontstaan. Dat mag niet meer dan een vanzelfsprekendheid zijn. Of het nieuwe stelsel de kwaliteit, kostenbeheersing en keuzevrijheid daadwerkelijk bevordert, zal de praktijk uitwijzen.