Betoog in zaak Savanna roept vragen op bij rechtbank
De rechtbank in Den Haag heeft dinsdag de officier van justitie in de zaak–Savanna om uitleg gevraagd over de argumentatie bij haar strafeis. Officier I. Degeling stelde eerder op de dag dat de moeder van Savanna en haar man de peuter niet opzettelijk doodden en dat ze niet wisten dat hun handelingen dodelijk konden zijn. Ze vroeg daarom vrijspraak voor doodslag.
Voorzitter R. Elkerbout van de rechtbank vroeg de aanklaagster nog eens te kijken naar twee uitspraken van Savanna’s moeder Sonja de J. In de rechtszaal zei ze dat ze een keer heel erg schrok toen haar man Mario B. een washand in Savanna’s mond had gedaan en die had vastgezet met een verband. „Ik zag haar ogen wegdraaien", zei ze. En: „ik heb het er toen heel snel afgehaald". Verder zou de vrouw hebben gezegd dat ze bang was voor het leven van het kind.
De andere uitspraak deed De J. na haar arrestatie bij de politie. „Ik dacht ik maak de washand maar nat, want ik wil niet dat mijn kind doodgaat", tekenden politiemensen uit haar mond op. In deze uitspraken zou kunnen doorschemeren dat Savanna’s moeder wel degelijk wist welke risico’s aan haar handelingen kleefden. Behalve de aanklaagster moeten ook de advocaten hun visie hierop geven.
De officier van justitie gaf aan dat Sonja de J. de opmerking van de ’draaiende ogen’ kan hebben gemaakt om zichzelf te ontlasten, zich beter voor te doen. Op de momenten dat ze een washand in de mond van haar dochtertje deed, heeft ze zich echter niet gerealiseerd hoe gevaarlijk het was, aldus Degeling. Ze deed het vaker en elke keer ging het goed. Dat ze de washand natmaakte, geeft volgens de aanklaagster juist aan dat De J. in haar eigen visie juist iets heeft proberen te doen om erger te voorkomen. Dat laat volgens haar zien dat ze niet de intentie had om Savanna om te brengen.