„Kerken faalden in Koude Oorlog massaal”
De Wereldraad van Kerken heeft in de Koude Oorlog gefaald. Maar wat hebben de Nederlandse kerken gedaan? En waarom hebben westerse kerken bijvoorbeeld nooit Oost-Europese dissidenten uitgenodigd?
De IKV-beleidsmaker Laurens Hogebrink stelde zaterdag kritische vragen tijdens een studiedag van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis (VNK) over het thema ”Koude Oorlog in de kerken?” De dag was georganiseerd naar aanleiding van de dissertatie van dr. Beatrice de Graaf getiteld ”Over de muur” (2004), over de voormalige DDR, de Nederlandse kerken en de vredesbeweging.
Uit de dissertatie bleek dat het IKV in de jaren tachtig veel kritischer was ten opzichte van het DDR-regime dan velen destijds veronderstelden. IKV-secretaris Mient Jan Faber ageerde toen niet alleen tegen de wapenwedloop (en was daarom goed bruikbaar voor de DDR), maar onderhield steeds nauwere contacten met Oost-Europese dissidenten. Hij werd daarmee door de DDR als een staatsgevaarlijk individu beschouwd, dit in onderscheid met IKV-voorzitter Jan van Putten. „Van Putten sprak de taal van het DDR-regime”, zei dr. De Graaf zaterdag.
Jan Werner, die jarenlang gemeentecontacten onderhield met de DDR, noemde het elkaar bemoedigen het belangrijkste doel van zijn bezoeken. Het resultaat ervan was volgens Werner dat de gemeenten in Nederland oog kregen voor het feit dat het niet vanzelfsprekend is dat je bij een kerk hoort. „De kerken in de DDR konden van ons het belang van vrijwilligerswerk leren. Dat was hun totaal onbekend.”
Dr. Remco van Diepen, kenner van de kernwapendiscussie binnen de kerken, stelde dat veel christenen na de jaren zestig meenden dat het kwaad in de maatschappelijke structuren lag. De structuren moesten veranderd worden om een betere samenleving te krijgen. Halverwege de jaren tachtig kwam er een eind aan deze ”politieke theologie” en ontstond er verzet tegen het eenzijdig verwerpen van kernwapens en het al te politieke karakter van synodale uitspraken.
„Onder elk systeem moet en kan een christen getuigen, dát wilde het IKV duidelijk maken”, zo stelde Laurens Hogebrink. Hij had nauwe contacten met de DDR. „We werden niet gemanipuleerd, maar wisten wel dat dit met onze partners gebeurde. We wisten ook dat de Stasi altijd over onze schouders meekeek.”
Naïef? „Het was ingewikkeld. We hadden geen flauw idee hoe het in de DDR zou aflopen. We hebben ervoor gekozen niet te luisteren naar de landelijke kerkelijke top, maar naar de kritische groepen aan de basis die geen enkele bescherming hadden.”
Wie deed de Muur vallen? Reagan? Faber? Hogebrink dacht vooral aan „zijn grote held”, de Poolse paus, die in zijn land het communisme deed wankelen en vervolgens een kettingreactie op gang bracht. „Maar dat het systeem zó snel zou vallen, dat zagen we absoluut niet aankomen.”
Dr. Dick de Boer, actief binnen de beweging Christenen voor het Socialisme en in de jaren tachtig zes jaar predikant van de Oecumenische Nederlandse Gemeente in Berlijn (DDR), vond „dat de DDR er wezen mocht.” Hij erkende fouten te hebben gemaakt bij de herdenking van veertig jaar DDR toen zijn gemeente een adhesiebetuiging aan het regime deed. „We verklaarden ons solidair met het regime, terwijl we niet op de hoogte waren van het feit dat de staat de positieve elementen in onze adhesiebetuiging publiek uitbuitte.”
Prof. dr. W. van den Bercken (docent theologie in Utrecht en Nijmegen) vroeg zich af hoe het kwam dat christelijke intellectuelen zich gingen interesseren voor het Oost-Europese socialisme. Om twee redenen, vermoedde hij: religieus idealisme en politiek simplisme. „Geëngageerde gelovigen wilden een sociale dimensie geven aan hun geloof. Naïef wil niet zeggen: dom. Het waren christenen die geïnteresseerd geraakten in de marxistische levensbeschouwing. Ik vind het echter onverklaarbaar dat zij geboeid raakten door kleurloze en cynische leiders die genoten van kapitalistische privileges, machthebbers met het charisma van een keukendeur. Hoe konden die ook bij intellectuelen sympathie opwekken? Men moet politiek wel stekeblind geweest zijn.”
Dr. De Graaf stelde tijdens de discussie dat de kerken wel goede bedoelingen hadden, maar te weinig oog voor de machtsstructuren. Ze begreep niet dat mensen zoals Jan Pronk, destijds minister van Ontwikkelingssamenwerking, en Dick de Boer naar de DDR kwamen en hun „een hand van ontspanning en vrede” reikten. „Het was geen zielig regime maar een macht die mensen onderdrukte.”