Bazuin
Zoals een goede huisvader vreest bestolen te worden en daarom de gehele nacht waakt, zo moet u ook, geliefden, bezorgd zijn voor uw dierbare ziel waarbij geen wereldse schatten te vergelijken zijn. U moet altijd in die toestand waardig gevonden worden om te staan voor de Zoon des mensen. Waakt dan toch op uit uw zorgeloze zondeslaap, o, gij sterveling, gij die niet hoort wanneer God roept en aanklopt.Waak op, gij die slaapt en sta op uit de doden, zo zal Christus over u lichten. Zo moet eenieder die dit hoort of leest roepen: „Ben ik het, Heere?” O, God zij lof! Dat Hij nu nog in dit uur met de hamer van Zijn wet aan de deur van mijn hart klopt en dat Hij mij nog tijd gegeven heeft om tot mijzelf in te keren. Wie lust het nog te slapen wanneer het huis van zijn buurman in brand staat? Wie durft er in een schip te slapen dat dreigt te vergaan?
Denk dikwijls aan die laatste dag als u naar de hemel ziet. Denk dan: Dat is de plaats vanwaar Christus zal komen. Ziet u naar de wolken, denk dan: Dat is Gods wagen waarop de Rechter verschijnen zal. Zeg met de kerkvader Hiëronymus: Als ik eet of drink, ga of sta, waak of slaap, altijd klinkt de laatste bazuin in mijn oren: „Sta op, gij doden en kom tot het oordeel.” Maar tot Gods kinderen zegt Jezus: „Vrees niet, gij klein kuddeke, het is uws Vaders welbehagen u het koninkrijk te geven.”
Coenrad Mel, predikant te Herszfeld (Bazuinen der eeuwigheid, 1729)