Winsten uit arbeid zijn flink belast
Zoals inmiddels wel bekend hebben we bij belastingen nu te maken met boxen. In iedere box bevindt zich een bepaald soort inkomen, dat op zijn eigen manier wordt belast. Dit is nu ook weer niet zo nieuw als het klinkt. Ook vroeger waren er bepaalde soorten inkomen, bijvoorbeeld inkomsten uit arbeid, winst uit onderneming of inkomsten uit vermogen.
Alle inkomsten die zijn behaald met arbeid bevinden zich nu in box 1 (tot 52 procent belasting); de inkomsten uit vermogen bevinden zich in box 3. In box 3 wordt het vermogen geacht 4 procent rendement te behalen. De belasting is uiteindelijk 30 procent van dit fictieve rendement.
Waar ligt nu de grens tussen box 1 en box 3? Dat lijkt simpel. Inkomsten waar je voor hebt moeten werken, bevinden zich in box 1. Alles wat met een vermogen wordt verdiend, is belast in box 3. Toch is het onderscheid niet zo helder. Terwijl de belastingheffing wel een groot verschil maakt, ook onder het boxenstelsel. Vaak is het leuker om in box 3 te worden belast. Het fictieve rendement is immers maar laag en zodoende wordt per saldo maar 1,2 procent van de waarde van een vermogensbestanddeel belast. Terwijl in box 1 tot 52 procent van de werkelijk verdiende inkomsten moet worden aangegeven.
Hoe wordt bijvoorbeeld de verkoopwinst op onroerend goed (niet de eigen woning) belast? Als onroerend goed met flinke winst wordt verkocht, moet je dan ieder jaar 1,2 procent belasting betalen over dit onroerend goed dan wel over de verkoopopbrengst die op de bank is gezet? Dat zou voordelig zijn.
De inspecteur zal echter snel het standpunt innemen dat de opbrengst in box 1 valt, zodat u 52 procent van de verkoopwinst aan de Belastingdienst kunt afdragen. Dit soort discussies werd ook onder het oude stelsel al gevoerd. Vaak was (en is) dan de discussie of er sprake was van normaal vermogensbeheer (inkomsten uit vermogen) of dat er toch arbeid werd verricht die boven normaal vermogensbeheer uitsteeg (inkomsten uit andere arbeid).
Zo was er een slimme accountant die dacht eens flink winst te maken door zich op de onroerendgoedmarkt te begeven. Het begon allemaal met wat plannen -samen met twee vrienden- om een vakantiecentrum te bouwen. Dit kwam helaas echter niet van de grond. Een andere kennis van hem, die makelaar was in het zonnige Alicante, wist hem er echter van te overtuigen dat de onroerendgoedmarkt in Spanje erg lucratief was. Via vele brieven (in totaal 24 stuks) overlegde hij druk met de makelaar en uiteindelijk kocht de accountant over een periode van drie jaar samen met een vriend diverse stukken grond in de omgeving van Alicante, die hij na enige tijd voor een zacht prijsje kon verkopen.
De inspecteur vond dat de verkoopwinst belast was als inkomsten uit andere arbeid, tegen maximaal 52 procent dus. De accountant betoogde voor de rechter dat hij het hier absoluut niet mee eens was. Het ging hier immers gewoon om onbelaste vermogenswinsten. Hij had helemaal geen verstand van de huizenmarkt. Als hij nu zelf makelaar was geweest, ja dan was het wel anders. Dan had hij natuurlijk zelf allerlei arbeid verricht om te kijken wat hij het beste kon doen.
Maar dat was nu juist niet het geval. Hij had alleen maar overlegd met de makelaar. Hij kwam zelf niet in contact met kopers of verkopers. Hij had slechts een minimum aan arbeid verricht. Bovendien was het helemaal niet zeker of hij wel winst zou behalen met al de transacties. In de media is regelmatig gezegd dat te koop aangeboden grond in Spanje vaak veel te duur is en dat aankoop uiterst speculatief is. En bij speculatie kan ook geen sprake zijn van inkomsten uit andere arbeid.
Gerechtshof en Hoge Raad gaven de accountant ongelijk. Het was in die jaren immers algemeen bekend dat er grote animo was om in het zonnige Spanje te gaan wonen. Dat er winst behaald zou worden, was dus vrij zeker. „Nee meneer, het ging zeker niet om pure speculatie. Voor het geval hier nog discussie over zou kunnen zijn, wordt dit nog eens extra bevestigd door het feit dat met alle stukken grond feitelijk ook flinke winst was behaald. De winsten waren dus redelijkerwijze voorzienbaar. Het is in dit geval ook duidelijk dat de winst door u was beoogd.”
Daarnaast heeft de accountant, aldus de Hoge Raad, wel arbeid verricht die boven normaal vermogensbeheer uitsteeg. Die arbeid bestaat uit het regelmatig overleg voeren met een insider op het gebied van onroerend goed.
Een en ander betekende dat de accountant 52 procent belasting over de verkoopwinsten van het onroerend goed moest betalen. Samengevat zijn de volgende criteria van belang: wordt er enige arbeid verricht, is sprake van een winst die van tevoren te voorzien is en is de winst beoogd. Dit laatste criterium is voor een rechter niet altijd eenvoudig te beoordelen en weegt daarom in de praktijk soms wat minder zwaar mee. De nieuwe wetgeving probeert voor sommige gevallen overigens wat duidelijker richtlijnen te geven: het ’uitponden’ van onroerend goed is nu in ieder geval belast in box 1. Of zo’n term in de praktijk nu veel duidelijkheid schept, is volgens mij maar de vraag.