McGrath biedt christelijke reactie op darwinisme
Titel:
”Dawkins’ God. Genes, memes and the meaning of life”
Auteur: Alister McGrath
Uitgeverij: Blackwell Publishing, Oxford
ISBN 1 4051 2538 1
Pagina’s: 202
Prijs: £ 9,99 (ca. € 14,60). De Britse theoloog Alister McGrath is een veelzijdig mens. Hij is de auteur van een groot aantal theologische boeken, maar publiceerde ook wetenschappelijke artikelen op het gebied van de scheikunde en recent een boek over de bioloog Richard Dawkins. Dit boek is op een interessante manier verweven met de biografie van Alister McGrath.
McGrath studeerde in de jaren ’70 scheikunde aan de universiteit van Oxford. Toen hij begon aan zijn studie stond hij uitgesproken kritisch tegenover het christelijk geloof. Dat veranderde in de jaren erna, waardoor hij uiteindelijk koos voor de theologie. Maar niet voordat hij zich grondig had beziggehouden met de natuurwetenschappen. McGrath heeft dus recht van spreken als het gaat over de verhouding tussen geloof en natuurwetenschap.
De aanleiding voor het schrijven van dit boek ligt in de zomer van 1978. Hij krijgt dan de eervolle uitnodiging van Oxford University Press om een christelijk antwoord te schrijven op het zojuist verschenen boek van Richard Dawkins: ”The Selfish Gene”. McGrath wijst het aanbod af in de overtuiging dat er vele anderen zijn die dit beter zouden kunnen. Toch heeft Dawkins hem nooit losgelaten en daarom is het er ruim 25 jaar later toch van gekomen: een christelijk verweer tegen Richard Dawkins.
Rationele argumenten
Richard Dawkins is een bekende Britse bioloog die een grote hoeveelheid boeken heeft geschreven over de evolutietheorie.”The Selfish Gene” uit 1976 is een van zijn vroege en meest bekende werken. In dit boek stelt hij onder meer dat menselijk leven en evolutie moeten worden bezien vanuit het perspectief van het gen, de genetische code die ligt opgeslagen in onze lichaamscellen. Niet wijzelf besturen ons lichaam, maar onze genen gebruiken ons lichaam als een instrument om zelf te kunnen overleven.
Het is opvallend dat Dawkins in zijn boeken een diepgewortelde afkeer tegen religie tentoonspreidt. Na Darwin is volgens Dawkins geloof in God onmogelijk en bovendien zijn overtuigingen gebaseerd op geloof van weinig waarde in vergelijking met wetenschappelijk bewezen uitspraken.
In zijn boek gaat McGrath met veel geduld dit soort vergaande uitspraken van Dawkins langs en hij laat keer op keer zien dat Dawkins veel verder springt dan zijn polsstok lang is. Het aantrekkelijke van zijn methode is dat hij Dawkins bestrijdt op zijn eigen terrein: dat van rationele argumenten, zonder bij voorbaat een beroep te doen op argumenten die direct aan de Bijbel zijn ontleend. Zo laat McGrath zien dat wetenschap op zichzelf niet bewijst dat God bestaat, maar evenmin steun verleent aan de overtuiging dat Hij niet bestaat.
Bovendien is volgens McGrath van een absolute tegenstelling tussen geloof en wetenschap geen sprake. Het is een karikatuur om geloof af te schilderen als een blind en onbeargumenteerd vertrouwen zoals Dawkins doet. McGrath kent geen theologen die zich zouden herkennen in deze omschrijving. Evenmin is wetenschap een leverancier van eeuwige waarheden. Wetenschappelijke theorieën blijven altijd voorlopig. En dat geldt ook voor het darwinisme: het is een tijdelijke rustplaats voor de wetenschap, maar niet haar bestemming.
Menselijk oog
Dawkins gaat in zijn boeken uitvoerig in op het gegeven dat God in wetenschappelijke verklaringen een onnodige factor is. Anders gezegd: de naam van God hoeft in de wetenschap niet te worden genoemd. Vooral de achttiende-eeuwse Britse geestelijke Paley moet het bij Dawkins ontgelden. Paley meende dat uit de complexiteit van bijvoorbeeld het menselijk oog kan worden opgemaakt dat het oog ontworpen en dus geschapen is door God. Maar dan moet God volgens Dawkins het veld ruimen zodra de complexiteit van het oog op een natuurlijke en wetenschappelijke manier wordt verklaard.
McGrath is het met deze kritiek van Dawkins grotendeels eens: christenen kunnen zichzelf in de problemen brengen als ze God en wetenschap op een al te directe manier met elkaar in verband brengen. Met Thomas van Aquino gaat McGrath ervan uit dat God meestal via de natuurlijke orde inwerkt op deze wereld. Wie de natuur bestudeert, zal God dus in de regel niet tegenkomen. Maar dat zegt natuurlijk niets over de vraag of God wel of niet direct kán ingrijpen in deze wereld, laat staan over de vraag of Hij wel of niet bestaat. Ook ontneemt het aan christenwetenschappers niet de mogelijkheid om in de natuur de wijsheid van God op te merken.
Dialoog
In het slothoofdstuk blijkt McGrath tamelijk optimistisch over de verhouding tussen geloof en natuurwetenschap. Hij wil niet weten van een conflict tussen beide, maar ziet meer in wederzijdse bevruchting en dialoog.
Het is een belangrijke vraag of dit uitgangspunt ook overeind blijft na een nauwkeurige analyse van de verschillende onderdelen van de evolutietheorie, zoals bijvoorbeeld het ontstaan van leven op aarde en de ontwikkeling van eenvoudig naar complex leven. Juist de afwezigheid van God in wetenschappelijke verklaringen heeft tot gevolg dat in deze onderdelen telkens een puur natuurlijke verklaring wordt gezocht, eenvoudig gezegd: een verhaal in termen van oorzaken en gevolgen. In het wetenschapsbedrijf is dit een vanzelfsprekende zaak, maar een christen komt hier vroeg of laat in de problemen als hij niet alleen trouw wil blijven aan de wetenschap maar ook aan het geloof dat God kan ingrijpen in deze wereld. Ook na het weerleggen van de ongeoorloofde pretenties van Dawkins, Plasterk, Philipse en andere atheïsten zijn deze problemen nog niet verdwenen.
Dat neemt niet weg dat McGrath in dat eerste wel geslaagd is. Hij levert een hoogstaand antwoord aan Dawkins, dat zich moeiteloos laat vertalen naar de Nederlandse situatie.