„Kinderevangelisatie vraagt nederigheid”
„Kinderevangelisatie vraagt een nederige gezindheid. We leven in een land met 16 miljoen leiders. Maar waar zijn de volgelingen? Ook in de kerk komen kinderen op de tweede plaats. Heeft u al gebeden om nederigheid in uw werk onder kinderen?”
Deze vraag stelde ds. J. M. Storm zaterdag tijdens de landelijke ontmoetingsdag van het Internationaal Kinder-Evangelisatie Genootschap (IKEG). Ds. Storm, nationaal directeur van het IKEG, behandelde in zijn lezing, getiteld ”Kind aan huis”, een aantal principes van het kinderevangelisatiewerk. Doel van het IKEG, onderdeel van het wereldwijde Child Evangelism Fellowship, is het stimuleren van laagdrempelige kinderevangelisatieclubs door gewone gemeenteleden aan huis.
Gebed voor kinderen is nodig, zei ds. Storm. „Hebt u als gezin al in uw agenda gezet voor welke kinderen u in uw buurt bij name gaat bidden? Het is een geweldige uitdaging het Nederlandse kind te bereiken. Het werk valt vaak tegen. Ze zitten niet op het Evangelie te wachten.”
Bij het Koninkrijk van God gaat het om langzame groei, „organisch, niet organisatorisch. Wij hebben de resultaten van ons evangelisatiewerk niet in handen”, aldus ds. Storm. „De organische groei wacht op de Heere en Zijn werk. God zegt dat het klein begint. Wij willen misschien wel vijf clubs tegelijk hebben.”
Gods werk gaat door, ook al zien we er niets van. Ds. Storm: „U mag uw kleine kinderclubs niet vergelijken met de werking van een tv-programma, of met massale bijeenkomsten. In Gods Koninkrijk gaat het niet om de show. In de wereld wel. Daar heerst de oploskoffiementaliteit. Maar kenners zien oploskoffie toch als surrogaat.”
Christenen zijn mensen die zich richten op medemensen in nood. „Nederlandse kinderen lijken alles te hebben, maar verkeren vaak in geestelijke nood. Misschien nog wel meer dan hun leeftijdgenoten in de Derde Wereld. Het is daarom veel gemakkelijker om geld over te maken naar een kindertehuis in de Derde Wereld dan zelf aan kinderevangelisatie te doen.”
Ds. Storm zei zich niet te kunnen voorstellen dat een christelijk gezin zich niet met kinderevangelisatie bezighoudt. Hij gaf daartoe enkele praktische handvatten. Zo stelde hij voor buren uit te nodigen voor een kopje koffie of zelfs een maaltijd, „al is dat niet zo gebruikelijk in de Nederlandse cultuur. Maar christenen hebben heel wat te bieden. Ga met die maaltijden gewoon voor in gebed, lees het geplande bijbelgedeelte.” Hij adviseerde ook medegemeenteleden bij het evangelisatiewerk te betrekken, zodat het werk niet op een eiland wordt verricht.
Ook tijdens de forumbespreking bleek dat goed contact belangrijk is alvorens tot de opzet van een kinderevangelisatieclub over te gaan. Clubleidster Amanda Storm uit Apeldoorn vertelde dat ze bij een snel begonnen club weerstand ondervond. Later, toen de buurt de gezinnen kende, werd de club een geaccepteerd verschijnsel en groeide ook het aantal kinderen dat de clubs bezocht.
Clubleidster Lenie Spijkstra uit Oud-Alblas, die al 22 jaar kinderclubs aan huis verzorgt, vertelde over de zegen die ze in het werk ervaart. „Het is een zegen als de kinderen luisteren, maar vooral ook als ze voor de eerste keer zelf een gebed uitspreken.”
Ze zei te hebben geleerd afhankelijk van de Heere te blijven en niet op ervaring te draaien. „Het met elkaar in gebed zijn is heel belangrijk.”
Amanda Storm vertelde iets over de motivatie van haar en haar man om met kinderevangelisatie te beginnen. „Mijn man zei: Ik kan op de preekstoel één kind bereiken die 1000 keer het Evangelie hoort, maar door kinderevangelisatie kun je wel 1000 kinderen bereiken die misschien maar één keer het Evangelie horen.”