Klacht inspectie tegen artsenpaar
Een huisarts uit Voorthuizen heeft volgens de Inspecteur voor de Gezondheidszorg huisartsgeneeskundige zorg verleend waarvoor hij niet gekwalificeerd was. De inspecteur vroeg het tuchtcollege daarom passende maatregelen te nemen. De advocaat van de arts, prof. mr. J. H. Hubben, noemde de aantijgingen „vooringenomen, niet onderbouwd en onzorgvuldig.”
De klachten hebben vooral te maken met de praktijkvoering van het artsenechtpaar. De supervisie van de vrouwelijke huisarts over haar man, die basisarts is, zou het echtpaar onvoldoende geregeld hebben. De klachten werden zaterdag behandeld door het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle.
Directe aanleiding tot de klachten is de behandeling van een asielzoekster uit het -inmiddels gesloten- azc in Voorthuizen. Het artsenechtpaar had de zorg voor de bewoners van dat azc op zich genomen. De asielzoekster werd eind 2002 ziek. In de bewuste week werd zij meermalen door de artsen en in het ziekenhuis onderzocht. In het weekend werd de basisarts tot twee keer toe gebeld door de centralist van het azc, maar hij weigerde de klachten van de vrouw aan te horen en zei dat er besloten was het weekend niets te doen. Een dag later werd de asielzoekster met spoed geopereerd aan een geperforeerde dunne darm.
De inspecteur neemt het de arts kwalijk dat hij niet wilde luisteren naar de centralist en dat hij dit besluit niet heeft overlegd met zijn vrouw.
Het echtpaar zegt dat er wel degelijk afspraken over supervisie waren en wees erop dat er een paar jaar voor het voorval met de asielzoekster gedegen onderzoek is gedaan door een andere inspecteur. Hij oordeelde positief.
Volgens Hubben heeft de huidige inspecteur zijn onderzoeksplicht lichtvaardig opgevat. Hij wees erop dat zijn cliënt medisch directeur is van een algemeen ziekenhuis en dus niet zomaar iemand die bijklust in de praktijk van zijn vrouw. Hubben vroeg de klachten af te wijzen.
Het tuchtcollege doet uitspraak op 7 juli.