Bush: Hoe ga ik om met Arafat?
De Amerikaanse president George Bush ontkent dat hij met de Israëlische premier Ariel Sharon was overeengekomen om Yasser Arafat zijn macht te ontnemen en van hem een louter ceremoniële leider te maken, op voorwaarde dat Israël de Palestijnse leider geen haar zou krenken en hem niet in ballingschap zou sturen.
Volgens Bush is deze bewering van een Israëlische zegsman geen correcte weergave van wat hij afgelopen week met Sharon heeft besproken. Bush’ medewerkers hernieuwen echter wel de druk op de gematigde Arabische leiders om Arafats positie te verzwakken of hem ertoe te dwingen zijn beleid te veranderen. Voorzichtigheid is hierbij geboden om niet de indruk te wekken dat de Verenigde Staten de Palestijnen een nieuwe leider opdringen of te veel de kant van Israël kiezen, dat vastberaden is Arafat uit te schakelen.
Bush loofde Arafat om zijn veroordeling van terroristische aanslagen, maar vroeg hem ook een eind te maken aan de corruptie, een grondwet op te stellen en een beveiligingsmacht samen te stellen die het terrorisme kan bestrijden. De woordvoerder van het Witte Huis, Ari Fleischer, voegde eraan toe dat het niet aan de Amerikaanse president is om te beslissen over een Palestijnse leider die hervormingen kan doorvoeren, maar dat Bush wel wil weten of er een Palestijnse leider te vinden is die voor hervormingen zou kiezen.
De gematigde Arabische landen doen al pogingen om de kans op vrede in hun regio te vergroten, voornamelijk door Arafat onder druk te zetten om hervormingen door te voeren, of zelfs toezicht over zijn regering toe te staan. De Saoedische minister van Buitenlandse Zaken Saud al-Faisal zei donderdag dat binnen het conflict ook een „Arabische verantwoordelijkheid” ligt.
Volgens voormalige onderhandelaars in het vredesproces en deskundigen is het moeilijk te zeggen of de VS Arafat kunnen veranderen of iemand kunnen vinden om een deel van zijn macht over te nemen zonder grootschalige inmenging ter plekke. Arafat is niet bereid zijn macht op te geven. Vooralsnog heeft Bush zich verzet tegen het plaatsen van waarnemers uit de VS of van de Verenigde Naties in de regio om helderheid te verkrijgen over het Palestijnse beleid, ook omdat de gematigde Arabische staten als Saoedi-Arabië, Egypte en Jordanië niet achter een dergelijke aanpak staan. Volgens deskundigen zullen die staten alleen meewerken als zij de verzekering krijgen van de VS dat er snel een politieke overeenkomst over een Palestijnse staat zal komen. Sharon zal zich op zijn beurt verzetten tegen zo’n overeenkomst, die volgens hem voorafgegaan moet worden door veranderingen in het Palestijnse beleid en een eind moet maken aan de aanslagen op Israëlische burgers.
De VS houden het nu kleinschaliger en hebben de CIA-voorman George Tenet naar de Westelijke Jordaanoever gestuurd om toe te zien op de opbouw van een Palestijnse beveiligingsmacht en te overleggen met Palestijnse autoriteiten.
De corruptie in Arafats bewind heeft lange tijd kritiek gekregen van zowel zijn eigen mensen als andere Arabieren, maar het Israëlische beleg heeft zijn populariteit weer vergroot. In de laatste dagen gaan er vanuit zijn eigen Fatah-beweging echter opnieuw stemmen op om veranderingen door te voeren, zoals door lokale verkiezingen te organiseren en de corruptie aan te pakken. Arafat zelf is van mening dat het nu het moment niet is voor hervormingen.
De onderlinge strijd tussen mogelijke opvolgers van Arafat bemoeilijkt ook de pogingen van de VS om Arafat voorzichtig aan de kant te schuiven.
De volgende mensen worden over het algemeen beschouwd als kandidaten voor Arafats opvolging:
- Ahmed Qureia, de voorzitter van het Palestijnse parlement. Ook bekend onder de naam Abu Ala. Qureia moet interim-aanvoerder van de Palestijnse Autoriteit worden als Arafat zijn ambt neerlegt. Qureia was een belangrijke onderhandelaar in het vredesproces van Oslo en staat in nauw contact met vooraanstaande Israëlische politici.
Mahmoud Abbas, de secretaris-generaal van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO). Ook bekend als Abu Mazen. Abbas moet Arafat opvolgen als PLO-leider. Net als Qureia speelde Abbas een grote rol als Oslo-onderhandelaar. Hij was de eerste vooraanstaande Palestijn die in 1995 Israëls claim op delen van Oost-Jeruzalem erkende.
Jibril Rajoub en Mohammed Dahlan, de chefs van de Palestijnse veiligheidsdienst, respectievelijk op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. Zij hebben veel aanzien omdat ze in Israël gevangen hebben gezeten in de tijd voor het vredesproces. In de gevangenis hebben beiden Hebreeuws geleerd, waardoor ze nauwere banden hebben kunnen opbouwen met hun Israëlische tegenspelers. Zij behoren tot de weinige Palestijnen die tot het recentelijk offensief regelmatig contact onderhielden met de Israëliërs. Nu zijn ze echter openlijk rivalen en beschuldigen elkaar van verkeerde beslissingen tijdens het Israëlisch offensief.
Marwan Barghouti, een van de leiders van Arafats Fatah-beweging. Tot de uitbarsting van geweld in september 2000 werd Barghouti beschouwd als gematigd. Nu ziet Israël hem als een van de belangrijkste aanstichters van het geweld. Hij is tijdens het offensief gevangengenomen.