„Hoogmoed nekt de prediker”
„Het grootste gevaar voor een prediker is dat hij een dienaar van mensen wordt: een mensenbehager. Hoogmoed zit diep in onze vezels.” Dat zei drs. A. Kot vrijdag in Utrecht tijdens een studiedag van het Comité Studiedagen Gereformeerde Theologie (CSGT).
Theologiestudent J. Brouwer gaf op deze voorjaarsbijeenkomst een historisch overzicht van de homiletiek. Aan de hand van diverse Griekse termen en bijbelteksten gaf de Leidse student een definitie van de term homiletiek. Door vervolgens via Augustinus’ werk ”De doctrina christiana” naar meer hedendaagse beschrijvers van de homiletiek te gaan, werd een globaal overzicht gegeven van de invulling van het begrip homiletiek door de eeuwen heen.
De studiedag, die het thema droeg ”Een preek… een homiletisch kunststuk of…?”, kreeg in de ochtend een drietal inleiders. Naast Brouwer spraken dr. P. Buitelaar te Ridderkerk (gepromoveerd op ”Geloofsbevinding in de prediking”) en drs. A. Kot, die in augustus als hervormd predikant bevestigd zal worden in Schoonrewoerd.
Dr. Buitelaar, die in zijn inleiding een schets gaf van het gebruik van de toepassing in de prediking, stelde met nadruk dat „de toepassing niet los verkrijgbaar is. De boodschap van de tekst moet het hart veroveren. Wat betekent die boodschap in deze tijd en in het persoonlijk leven en in een veelkleurige gemeente?” Over het maken van een toepassing stelde Buitelaar dat „een preek zonder toepassing een verhandeling is. Toepassing vereist voelhorens voor het geestelijke klimaat van de gemeente.” Uit het werk van dr. T. Brienen is volgens hem te leren dat de toepassing het eerste kenmerk is van de prediking van de Nadere Reformatie. „In de toepassing, die meestal een groot deel van de prediking vult, ligt de kracht van de predikers.”
De toepassing moet volgens Buitelaar in de lijn van de tekst liggen. „Daarbij hebben we kennis van de tijd waarin we leven nodig en kennis van het geestelijke leven.” Hij pleitte voor „een brede, door de prediking verweven toepassing, die recht doet aan het leven van alledag. Geloofsbevinding hoort een plaats te hebben. Het gaat niet om geloof en bevinding, maar om geloof dat bevindelijk van aard is”, zo besloot dr. Buitelaar zijn inleiding.
Drs. Kot gaf praktische adviezen bij het maken van een preek. „Het is van groot gewicht dat je je geroepen weet door de Heere. Overtuig je van je roeping voor je de kansel opgaat. Een prediker van het Evangelie moet zijn eigen naam verliezen. Je hebt een dubbele naam nodig om je eigen naam te verliezen. De lof van mensen en je eigen preekcarrière zijn een groot gevaar voor predikers. Het eenzijdig genadekarakter moet aan de orde komen.”
Wat is je diepste drijfveer als je gaat preken? zo vroeg Kot zich af. „Houd dit centraal in je prediking: zielen winnen voor het Evangelie. Probeer eeuwigheidsernst in je prediking te hebben. Je mag als predikant iets uitstralen dat je je boodschap belangrijk vindt. Preken is ook onderhandelen met je gemeente. Onderhandelen over de zaligheid. Je bent geroepen door de Heere, je hebt een hartelijke liefde tot Hem en dán ga je preken. Leg Christus aan de harten van de toehoorders. Preek in het besef dat de Heilige Geest het alles moet doen. Preek ook met verwachting. De Heere werkt vaak meer ondanks onze prediking dan dankzij.”