Vertrouwen
De profeet wil in deze psalm te kennen geven wat voor gevoel hij in het midden van zijn ellende over zijn God had. Dat alles, zijn zware lijden, zijn nood en pijn en de kwelling van zijn gemoed, was niet alleen bij de Heere bekend, maar ook werden zijn gebeden en ootmoedige verzoek door God gehoord.Hiermee wil David zijn bekommerde ziel verkwikken en vertroosten. Hij twijfelt niet of de Heere had volkomen kennis van zijn zware ellende. Hij hoorde zijn zuchten en wist wat hij verzocht en begeerde. Want David wist dat de Heere hem op Zijn tijd zou verlossen. Ja, hij besluit door de kracht van het ware geloof dat de Heere niet alleen is een alwetend, maar ook een almachtig en een goedertieren God. Een God Die naar Zijn alwetendheid verstond wat David nodig had, Die het naar Zijn almacht kon geven. Naar Zijn goedertierenheid zou Hij het ook zeker doen.
Het is of David zei: Ik weet dat mijn klacht niet vergeefs is, dat mijn woorden niet als in de wind worden verstrooid en dat ik niet klop als aan de deur van een dove. Gij hoort altijd! Gij hebt uw ogen open voor mijn tranen en uw oren tot mijn zuchten en kermen. Ik weet dat Gij volkomen kennis hebt van mijn verzoek en dat U dat op Uw tijd zult schenken. O Vader, ik heb mijn gebeden, mijn zorgen tot U gebracht en in Uw schoot gelegd en ik twijfel niet aan de verlossing, doch op Uw tijd.
Gideon Sonneveld, predikant te Delft (Verklaringhe over de 38e Psalm, 1626)